Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Zwakke werkwoorden t.t. en voltooid dw
Zwakke werkwoorden t.t. en voltooid deelwoord
1 / 31
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2,3
In deze les zitten
31 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zwakke werkwoorden t.t. en voltooid deelwoord
Slide 1 - Tekstslide
Zijn niet moeilijk ....
zijn regelmatig
worden volgens een vast schema vervoegd
hiervoor bestaat een ezelsbruggetje
Slide 2 - Tekstslide
Na deze les ...
Ken je de regels voor het vervoegen van de zwakke werkwoorden.
Kan je met behulp van de regels de zwakke werkwoorden vervoegen
en weet je op welke bijzonderheden je moet letten.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een zwak werkwoord?
verleden tijd: geen klinkerverandering
Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
Slide 4 - Tekstslide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord
komen de uitgangen:
(fe)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 5 - Tekstslide
Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord
de
-en
of
-n
(als er geen 'e' voor staat)
weg te laten
Voorbeelden:
machen > mach; spielen > spiel; feiern > feier
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld:
machen
(= doen, maken)
(ik) ich
mach
e
(hij) du
mach
st
(hij/zij/het) er/sie/es
mach
t
(wij) wir
mach
en
(jullie) ihr
mach
t
(zij/u) sie/Sie
mach
en
Slide 7 - Tekstslide
werkwoorden vervoegen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
e
st
t
en
t
en
Slide 8 - Sleepvraag
Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:
vertaal 'zij speelt'
spielen (= spelen)
A
sie spielt
B
sie spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 9 - Quizvraag
Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie
Slide 10 - Quizvraag
Schrijf de stam op van 'feiern'
Slide 11 - Open vraag
Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft
Slide 12 - Quizvraag
Bij welke persoon krijg je -st als uitgang achter de stam van het werkwoord?
A
ich
B
er, sie, es
C
du
D
ihr
Slide 13 - Quizvraag
Bijzonderheden
stam eindigt op
-d
of
-t
du, er/sie/es, ihr > krijgen een
extra 'e'
(dan is het makkelijker uit te spreken!)
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeelden
reden (= praten) > du red
e
st
er red
e
t / sie red
e
t
ihr red
e
t
antworten (= antwoorden) > du antwort
e
st
er antwort
e
t
ihr antwort
e
t
Slide 15 - Tekstslide
En nog eentje:
Vertaal 'jullie borstelen'
bürsten (= borstelen)
A
ihr bürst
B
ihr bürstet
C
ihr bürtet
D
ihr bürsten
Slide 16 - Quizvraag
Vertaal 'hij werkt'
arbeiten (= werken)
A
sie arbeitet
B
er arbeitest
C
er arbeiten
D
er arbeitet
Slide 17 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits: hij vindt (vinden = finden)
Slide 18 - Open vraag
Vertaal naar het Duits: jij antwoordt (antwoorden = antworten)
Slide 19 - Open vraag
Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z):
dan komt er bij
du
alleen een
't'
achter de stam
(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)
Slide 20 - Tekstslide
Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom
Slide 21 - Quizvraag
Vertaal naar het Duits: jij reist
(reizen = reisen)
Slide 22 - Open vraag
en nu 'jij danst'?
tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
Slide 23 - Quizvraag
Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak
ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.
In het Duits is dit
ge- + stam + (e) t
Bijv: machen > gemacht; antworten > geantwortet
Slide 24 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd
Slide 25 - Quizvraag
Schrijf het voltooid deelwoord op van 'baden' (=badderen)
Slide 26 - Open vraag
De werkwoorden "sein" en "haben"
sein = zijn
haben = hebben
Slide 27 - Tekstslide
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 28 - Sleepvraag
Schrijf het voltooid deelwoord op van 'sein' (geweest in het Nederlands dus!)
Slide 29 - Open vraag
Wat vind je nog lastig?
Slide 30 - Open vraag
Heb je de stof begrepen?
A
helemaal
B
een beetje
C
niet
Slide 31 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
2HV + 2V: zwakke werkwoorden + haben en sein
Maart 2022
- Les met
14 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
zwakke regelmatige ww + haben en sein
Januari 2024
- Les met
41 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1-3
Zwakke werkwoorden
Januari 2024
- Les met
48 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
zwakke werkwoorden
Juni 2024
- Les met
36 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
VWO Zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord
Maart 2021
- Les met
25 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
HH werkwoorden en naamvallen
December 2020
- Les met
38 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
Kapitel 4 - Verben
Februari 2023
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Neue Kontakte Kap. 4 bkgt
Juni 2023
- Les met
37 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2