1.1 Verkoopprijzen en brutowinst

Wat fijn dat je er weer bent!
Start je PC op en open lesson up
Boek je boek, pen en schrift.
Je hebt ook een rekenmachine nodig.
Check even je eco cijfer dan is dat ook weer klaar :)
(Andere dingen daarna afsluiten)
timer
3:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat fijn dat je er weer bent!
Start je PC op en open lesson up
Boek je boek, pen en schrift.
Je hebt ook een rekenmachine nodig.
Check even je eco cijfer dan is dat ook weer klaar :)
(Andere dingen daarna afsluiten)
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

In deze les leer je?
De volgende Begrippen en hoe je deze moet gebruiken:
  • Afzet
  • Omzet
  • BTW
  • Consumentenprijs
  • Inkoopwaarde van de omzet
  • brutowinst en nettowinst

Slide 2 - Tekstslide

1.1
Begrippen:
  • Afzet
  • Omzet
  • BTW
  • Consumentenprijs
  • Inkoopwaarde van de omzet
  • brutowinst en nettowinst

Slide 3 - Tekstslide

Afzet

Hoeveelheid verkochte producten.
Omzet

- Afzet x verkoopprijs
- Verkoopopbrengst

Slide 4 - Tekstslide

Omzet:
  • je hebt 14 muffins verkocht
  • ze kosten € 1,20 per stuk
  • wat is je omzet?


Slide 5 - Tekstslide

Afzet & omzet 
Het aantal producten dat je verkocht hebt, is de afzet.

Het totaalbedrag dat je met de verkopen ontvangt, is de omzet.

Berekening omzet = afzet x verkoopprijs

Slide 6 - Tekstslide

Belasting toegevoegde waarde
BTW = belasting toegevoegde waarde, dit noemen we ook wel omzetbelasting.

Slide 7 - Tekstslide

Brutowinst

Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de omzet.

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Slide 8 - Tekstslide

Consumentenprijs
verkoopprijs + btw = consumentenprijs

9% btw
21% btw

Slide 9 - Tekstslide

Consumentenprijs
Verkoopprijs incl btw = consumentenprijs
De prijs die de consument betaalt voor een product in de winkel.

Verkoopprijs + btw   = consumentenprijs
100%                 +  21%  =  121%




Slide 10 - Tekstslide

Omzet =
A
afzet x verkoopprijs
B
afzet x brutowinst
C
afzet x nettowinst
D
afzet x inkoopprijs

Slide 11 - Quizvraag

De omzet in 2019 = 200.000
De omzet in 2020 = 250.000
Hoeveel % is de omzet gestegen?
timer
3:00

Slide 12 - Open vraag

Wat is de afzet?
A
Het aantal (stuks) van de verkopen
B
Het totale bedrag van de verkopen

Slide 13 - Quizvraag

Brutowinst is 35% van de omzet. De omzet is € 400.
Bereken de inkoopwaarde vd omzet.
A
0,35 x 400 = €140
B
0,65 x 400 = €260

Slide 14 - Quizvraag

De omzet bij een bedrijf was € 652.00 en is met 3,5% gestegen. Wat is de omzet nu?

Slide 15 - Open vraag

De inkoopprijs van een broek is € 9,50
de brutowinstmarge is 70% van de
inkoopprijs. Wat is de consumenten prijs?
Uitleg
1.) de brutowinstmarge uitrekenen (van de inkoopprijs)
2.) de inkoopprijs + de brutowinstmarge
3.) de btw uitrekenen (van de verkoopprijs)
4.) verkoopprijs + btw

Slide 16 - Open vraag

Inkoopwaarde €220.000
De brutowinst is 45 % van de inkoopwaarde.
Bereken de brutowinst.

Slide 17 - Open vraag

Terugblik: 
Weet je het nog?
  • Afzet
  • Omzet
  • BTW
  • Consumentenprijs
  • Inkoopwaarde van de omzet
  • brutowinst en nettowinst
En hoe was je werkhouding? 

Slide 18 - Tekstslide