Communiceren met de doelgroep Week 2

Communiceren met de doelgroep week 2
Theoriebron 14: Thomas Gordon 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Communiceren met de doelgroep week 2
Theoriebron 14: Thomas Gordon 

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je uit de video opdracht van vorige week onthouden?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Thomas Gordon (1918-2002)

Actief luisteren
Ik-boodschappen
Oudercursussen ‘effectief ouderschap’ en ‘effectief om gaan met kinderen’
Actief luisteren betekent dat de opvoeder goed luistert om te ontdekken bij wie een probleem ligt: bij hem of bij het kind.
Het verwoordt vervolgens de gevoelens en problemen van het kind.
De opvoeder luistert naar zowel de verbale als non-verbale boodschap van het kind.
Hij laat merken dat hij begrijpt wat het kind doet en niet alleen wat het zegt.
Hij waakt dat hij niet zelf gaat analyseren, interpreteren of oplossingen bedenken.
Actief luisteren is ook: met je ogen, je wenkbrauwen, je handen, je lichaam en je stem luisteren (met je hele lichaam).
De opvoeder gaat door totdat de boodschap helemaal duidelijk is.
Het kind zal zich hierdoor begrepen voelen.
Door het geven van ik-boodschappen voorkomt de opvoeder dat hij zijn eigen boodschap projecteert op het kind.

Slide 4 - Tekstslide

uitgangspunten
De kern van Gordons methode is het op een respectvolle manier communiceren met de ander. Gordon streeft naar gelijkwaardigheid binnen de relatie tussen volwassenen en kinderen. Voor hem betekent dit:

zó luisteren dat kinderen zich begrepen voelen
zó praten dat kinderen je ook begrijpen
zó conflicten oplossen dat niemand verliest
zó afspraken maken dat iedereen zich eraan houdt.

Slide 5 - Tekstslide

Het gedragsraam

Ieder mens ervaart gedrag van anderen en noemt dat gedrag wenselijk/acceptabel of niet wenselijk/onacceptabel.
 Als gedrag onwenselijk is, zegt dit nog niet iets over de vraag van wie dit probleem is. Gordon maakt hierin namelijk onderscheid. 
Als je als pedagogisch medewerker het gedrag van een kind niet accepteert, hoeft dat volgens Gordon niet per se het probleem van het kind te zijn. (De pedagogisch medewerker accepteert het gedrag niet, dus het kind heeft daarom een probleem.) 
Hij stelt dat het belangrijk is om in elke situatie na te gaan van wie het probleem is. In dit geval kan het ook bij de pedagogisch medewerker liggen, omdat deze er last van heeft.
 Hij stelt dus dat je steeds moet kijken van wie het probleem is. Vervolgens kun je op basis daarvan beslissen hoe je met het probleem omgaat. 

Slide 6 - Tekstslide

Toepassing 
Stel je voor dat jij als pedagogisch medewerker tegen bepaald gedrag van een kind aanloopt. Het kind is altijd te laat en jij vindt dit vervelend. Gordon wil dat jij in dit geval nagaat van wie het probleem is. Wie heeft er een probleem? Heeft het kind een probleem? Heb jij een probleem? Of is er geen probleem?


Slide 7 - Tekstslide

Ligt het probleem bij het kind? Dan vindt Gordon het belangrijk dat je het kind helpt om het probleem zelf op te lossen. 
Zo wordt het kind zelfstandig. (‘Hoe zouden we het op kunnen lossen?’) Ligt het probleem bij jou, omdat jij je eraan stoort dat het kind te laat komt? In dat geval zul jíj iets aan het probleem moeten doen. 
Immers: jij bent de probleemeigenaar. 
Dit kan bijvoorbeeld door het kind feedback te geven. Is er geen probleem? Dan hoeft er geen ‘extra’ actie te worden ondernomen. Dit wordt in het schema nogmaals uitgelegd

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

De Geen-verlies-methode
Veel mensen gaan ervan uit dat er bij een conflict altijd een winnaar en een verliezer moeten zijn. Gordon vond dit niet nodig. 
Hij bedacht een methode waarbij er geen verliezers zijn, en dus alleen maar winnaars. Hierdoor blijft de sfeer positief en wordt de ontwikkeling van kinderen gestimuleerd.

Het kind krijgt zijn zin niet, maar de ouder ook niet. Samen kijken ze naar een oplossing. 
Het kind denkt dus mee over een oplossing. 
Er wordt als het ware naar een compromis gezocht. 
Dit neemt veel weerstand bij het kind weg. 
Bovendien leert het hierdoor om zelf oplossingen te bedenken. Dit is goed voor zijn zelfstandigheid. De oplossingen zijn vaak ook erg effectief, omdat ze samen bedacht zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe werkt deze methode? 
De methode bestaat uit zes stappen. Deze dien je van begin tot eind te doorlopen:

Benoem samen het probleem. 
Benoem wat jij voelt en laat het kind dat ook doen.
Bedenk samen een aantal oplossingen.
Bedenk samen de voor- en nadelen van iedere oplossing.
Beslis samen wat de beste oplossing is.
Bedenk samen hoe de oplossing het best uitgevoerd kan worden.
Kijk na een tijdje of de oplossing daadwerkelijk heeft gewerkt.

Slide 11 - Tekstslide

Korte casus
Merel wil graag naar GTST kijken, terwijl haar vader het journaal wil zien. Vader: ‘Volgens mij hebben we een probleem. Als ik het goed begrijp wil jij naar GTST kijken en ik naar het nieuws. Klopt dat?’ Merel knikt. ‘Hoe zouden we dit op kunnen lossen?’ Samen bedenken ze oplossingen. Merel stelt voor om GTST op te nemen. Ze vinden dit beiden een goed idee.

Slide 12 - Tekstslide

Voordelen van de Geen-verlies-methode: 
Er is meer kans op acceptatie en uitvoering.
De methode is creatiever en effectiever wat betreft het oplossen van een conflict.
Kinderen ontwikkelen hun denkvermogen.
Er is minder vijandigheid en meer liefde.
De werkelijke problemen komen naar boven.
Het kind wordt als gelijke behandeld.
Er is geen noodzaak om macht uit te oefenen.

Slide 13 - Tekstslide

opdrachten
Maak nu opdracht 22 en 23 in BOOM 

Slide 14 - Tekstslide