In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke andere namen ken je voor de marketingmix?
Slide 2 - Open vraag
Zit er een samenhang in de marketinginstrumenten? Leg je antwoord uit.
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Assortiment
Het geheel van producten of diensten dat door een bedrijf wordt aangeboden.
Slide 5 - Tekstslide
assortimentsdimensies
Breed assortiment: veel verschillende productgroepen.
Smal assortiment: weinig productgroepen
Diep assortiment: veel varianten van een bepaalde productgroep.
Ondiep assortiment: weinig varianten van een bepaalde productgroep.
Slide 6 - Tekstslide
Assortimentsdimensies
Lang assortiment: veel producten op voorraad.
Kort assortiment: weinig producten op voorraad.
Hoog assortiment: gemiddeld hoge prijs.
Laag assortiment: gemiddeld lage prijs.
Consistentie: logische samenhang in de samenstelling van het assortiment.
Slide 7 - Tekstslide
Productverwantschap
Slide 8 - Tekstslide
Verpakking
Slide 9 - Tekstslide
Tot welk onderdeel van de marketingmix behoort de merknaam
A
Productbeleid
B
Prijsbeleid
C
Distributiebeleid
D
Promotiebeleid
Slide 10 - Quizvraag
Wat is geen P uit de marketingmix?
A
Productbeleid
B
Promotiebeleid
C
Productiebeleid
D
Prijsbeleid
Slide 11 - Quizvraag
Promotie
Product
Prijs
Plaats
Personeel
kwaliteit, design, garantie, service, verpakking
adverteren, online marketing, sales promotion, PR
prijslijst, kortingen, betaalperiode, krediet
kanalen, dekking, assortiment, locaties, voorraad, transport
Werknemers, cultuur, normen, management, houding
Slide 12 - Sleepvraag
Hoe worden de 5 P's ook wel genoemd?
A
Marketingmix of marketingdoelen
B
Marketingmix of marketinginstrumenten
C
Marketingdoelen of marketinginstrumenten
D
Marketinginstrumenten of marketingbestek
Slide 13 - Quizvraag
Een product beschrijven kan aan de hand van de eigenschappen van het product. Welke drie eigenschappen zijn dat?
A
De fysieke, ontworpen en uitgebreide eigenschappen
B
De fysieke, uitgebreide en afgeleide eigenschappen
C
De ontworpen, uitgebreide en afgeleide eigenschappen
D
De fysieke, ontworpen en afgeleide eigenschappen
Slide 14 - Quizvraag
Bij het totale product onderscheiden we fysieke, toegevoegde en afgeleide eigenschappen. Het parfum Eau d'Aqua heeft verschillende eigenschappen. Wat is een voorbeeld van een afgeleide eigenschap?
A
De flacon is gemaakt van kristal en heeft de vorm van een pioenroos
B
Een flacon van 75ml kost € 129,95.
C
De flacon is verpakt in een kistje van notenhout met goudopdruk.
D
Eau d'Aqua staat voor een reis naar de essentie, waarin schoonheid ligt
verborgen.
Slide 15 - Quizvraag
De Kaasboer heeft een
A
breed assortiment
B
diep assortiment
C
smal assortiment
D
ondiep assortiment
Slide 16 - Quizvraag
Pauze
timer
5:00
Slide 17 - Tekstslide
Plaatsbeleid
Met plaatsbeleid wordt niet alleen de plaats waar het product of dienst wordt verkocht bedoeld.
Alle activiteiten die ervoor zorgen dat het product uiteindelijk in de winkel ligt.
Slide 18 - Tekstslide
Bedrijfskolom
Oerproducent
Basisindustrie
Producent van halffabricaten
Eindproducent
Groothandel
Detailhandel
Eindgebruiker
Slide 19 - Tekstslide
Bewegingen in de distributie
Voorwaartse integratie
Achterwaartse integratie
Differentiatie
Parallellisatie
Specialisatie
Slide 20 - Tekstslide
Voorwaartse en achterwaartse integratie
Voorwaartse integratie: als een bedrijf de volgende fase erbij neemt.
Achterwaartse integratie: Als een bedrijf de activiteiten van een vorige schakel erbij neemt.
Slide 21 - Tekstslide
Bewegingen in bedrijfskolom
Parallellisatie: er wordt een product uit een andere bedrijfskolom toegevoegd. Het assortiment wordt breder.
Differentiatie: er komt een schakel bij in de bedrijfskolom. De bedrijfskolom wordt langer.
Specialisatie: een schakel beperkt zich tot het produceren of leveren van een specifiek product, het assortiment wordt minder uitgebreid.
Slide 22 - Tekstslide
Handel in de bedrijfskolom
Collecterende handel: Een schakel in de bedrijfskolom die kleine hoeveelheden inkoopt van verschillende leveranciers en vervolgens verkoopt in grote hoeveelheden aan enkele afnemers
Distribuerende handel: Een schakel in de bedrijfskolom die in grote hoeveelheden inkoopt van enkele leveranciers en zonder bewerking doorverkoopt aan veel verschillende afnemers.
Slide 23 - Tekstslide
Integratie
Differentiatie
Het overnemen van taken in de bedrijfskolom door andere schakels heet:
Het toevoegen van een schakel aan de bedrijfskolom heet:
Slide 24 - Sleepvraag
Bedrijfskolom van een wollentrui
Schapenhouderij
Spinnerij
Breifabriek
Textielfabriek
Boetiek
Slide 25 - Sleepvraag
Plaatsbeleid
Vestigingsplaats
Verkoopkanaal
Fysieke distributie
Slide 26 - Tekstslide
Een appelfabrikant die zelf appels gaat kweken noem je
A
differentiatie
B
voorwaartse integratie
C
achterwaartse integratie
D
parallellisatie
Slide 27 - Quizvraag
Een chocoladefabriek besluit om naast chocola ook snoep te produceren. Van welke beweging is er sprake?
A
Achterwaartse integratie
B
Voorwaartse integratie
C
Parallellisatie
D
Differentiatie
Slide 28 - Quizvraag
Een chocoladefabrikant besluit om niet rechtstreeks van de cacaoboer cacaobonen in te kopen. De fabrikant koopt de cacaobonen in van een importeur.
A
Achterwaartse integratie
B
Differentiatie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie
Slide 29 - Quizvraag
Een chocoladefabrikant besluit om enkel pure chocola te maken. Van welke beweging is hier sprake?
A
Achterwaartse integratie
B
Differentiatie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie
Slide 30 - Quizvraag
Wat is distribuerende handel?
Slide 31 - Open vraag
De collecterende handel heeft veel leveranciers en ..?.. afnemers!
A
Veel
B
Weinig
Slide 32 - Quizvraag
Wie zij de afnemers van de collecterende en distribuerende handel?