Herhaling spelling blok 1&2

Herhaling spelling blok 1&2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling spelling blok 1&2

Slide 1 - Tekstslide

Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

  • je/jij/u/hij/zij                        ->        (aangepaste) stam + t
  • je/jij achter pv                     ->         stam
  • meervoud                             ->        hele werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Spelling Persoonsvorm tegenwoordige tijd
voorbeeld       verhuizen   antwoorden     eten
ik                         verhuis        antwoord          eet
jij/je/u               verhuist       antwoordt        eet
hij/zij/het        verhuist       antwoordt        eet
wij/jullie/zij    verhuizen    antwoorden    eten
… jij?              verhuis jij?      antwoord jij?   eet jij?
Twijfel je toch nog of je d of dt moet schrijven? Vervang het werkwoord dan door ‘lopen’. Dan hoor je of je een t achter de ik-vorm moet schrijven.
voorbeeld
Sam vind/vindt het goed. → Sam loopt. (met t) → dus: Hij vindt het goed.
Houd/houdt jij van spruitjes? → Loop jij? (zonder t) → dus: Houd jij van spruitjes?




























Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling schema

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 5 - Tekstslide

Neem het ww 'lopen'
Wat is de goede spelling?
A
hij loop
B
hij loopt

Slide 6 - Quizvraag

Neem het ww 'raden'
Wat is de goede spelling?
A
raad jij
B
raadt jij

Slide 7 - Quizvraag

Neem het ww 'raden'
Wat is de goede spelling?
A
Raad je zusje het antwoord?
B
Raadt je zusje het antwoord?

Slide 8 - Quizvraag

Werkwoorden verleden tijd
  • Klankveranderende ww schrijf je zoals je ze hoort (ik denk / ik dacht : wij komen / wij kwamen)
  • Klankvaste ww: ik-vorm +te(n) of +de(n)

       't Fokschip + X -> + te (enkelvoud) + ten (meervoud)
       andere ww + de (enkelvoud) + den (meervoud)

Slide 9 - Tekstslide

't Kofschip + X
  • Meestal hoor je wel of je in de verleden tijd -te(n) of -de(n) moet schrijven.
  • Als je twijfelt, gebruik dan het hulpmiddel van ’t kofschip + x.
stap 1: Neem de stam van het werkwoord (stam = hele werkwoord zonder -en).
stap 2: Kijk naar de laatste letter van de stam.
stap 3: Zit die letter in ’t kofschip of is het een x? Schrijf dan de ik-vorm + te(n).
Zit die letter niet in ’t kofschip en is het geen x? Schrijf dan de ik-vorm + de(n).

Slide 10 - Tekstslide

Neem het ww 'draven'
Wat is de juiste spelling
A
hij draafde
B
hij draafte

Slide 11 - Quizvraag

Neem het ww 'leunen'
Wat is de juiste spelling?
A
jij leunde
B
jij leunte

Slide 12 - Quizvraag

Neem het ww 'relaxen'
Wat is de juiste spelling?
A
ik relaxde
B
ik relaxte

Slide 13 - Quizvraag

Neem het ww 'denken'
Wat is de juiste spelling?
A
hij denkte
B
hij dacht

Slide 14 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord
  • De 'ge-, be-, ver- woorden'
       altijd samen met: hebben, zijn en worden

  • Gebruik 't Fokschip + X

Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

Slide 16 - Tekstslide

Neem het ww 'plassen'
A
ik heb geplasd
B
ik heb geplast

Slide 17 - Quizvraag

Neem het ww 'beloven'
A
ik heb beloofd
B
ik heb belooft

Slide 18 - Quizvraag

Gebruik volt.dw. als bijvoeglijk naamwoord = bnw

  • Schrijf dit altijd zo kort mogelijk!
bnw = bijvoeglijk naamwoord
-> dit zegt iets over het zelfstandig naamwoord

DUS: 
De hamburger is VERBRAND -> de VERBRANDE hamburger

Slide 19 - Tekstslide

Neem het ww 'ontploffen'
A
de ontplofte tank
B
de ontploftte tank

Slide 20 - Quizvraag

Neem het ww 'doden'
Wat is de juiste spelling?
A
de gedoodde muis
B
de gedode muis

Slide 21 - Quizvraag

Ww uit het Engels...
  • WW uit het Engels volgen dezelfde regels als de ww in het Nederlands
  • Tenzij de uitspraak dan verkeerd gaat...

Slide 22 - Tekstslide

Neem het ww 'shoppen'
A
hij shopde
B
shopte

Slide 23 - Quizvraag

Neem het ww 'racen'
Wat is de juiste spelling?
A
ik racete
B
ik racte
C
ik racede
D
ik racde

Slide 24 - Quizvraag

Enkelvoudige zin
Een zin met één persoonsvorm. 

Let goed op! Je hebt enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen. Een enkelvoudige zin bevat maar één onderwerp en persoonsvorm. 

Slide 25 - Tekstslide

Samengestelde zin
Een zin met meerdere persoonsvormen. 

Er zijn twee soorten samengestelde zinnen:
- Samengesteld uit twee zinnen die je los van elkaar kunt gebruiken. 
- Samengesteld uit zinnen die je niet los van elkaar kunt gebruiken. 

Slide 26 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Jullie pakken je leesboek en gaan lezen voor je boekverslag of je gaat leren voor het SO spelling.




Ben je klaar?
-

timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk: 
-


Toetsen: 
Woensdag 18 december
Toets spelling blok 1 & 2

Donderdag 19 december
Toets blok 2

Slide 28 - Tekstslide