Verbos irregulares cambio de raíz

Verbos irregulares cambio
de raíz
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verbos irregulares cambio
de raíz

Slide 1 - Tekstslide

1. Sleep de Nederlandse betekenis naar het Spaanse werkwoord.
Levantarse
traer
empezar
oír
sentirse
llegar
entender
llevar
abrir
Opstaan
Brengen
Beginnen
horen
voelen
aankomen / arriveren
Begrijpen
meenemen/ dragen
openen

Slide 2 - Sleepvraag

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de volgende zinnen:
1. Norah (querer) beber un vaso de agua.
2. Los sábados Mads y su hermano (jugar) al fútbol)
3. La dependienta me pregunta: ¡Hola! ¿(poder) ayudarle?
4. Rutger y Sebastian (pedir) una coca cola y una fanta en el bar.

Slide 3 - Open vraag

NL > ESP
'kijken'

Slide 4 - Open vraag

NL > ESP
'slapen'

Slide 5 - Open vraag

NL > ESP
'aanraken/ bespelen van een instrument'

Slide 6 - Open vraag

NL > ESP
'studeren'

Slide 7 - Open vraag

NL > ESP
'uitgaan'

Slide 8 - Open vraag

1. Sleep de Nederlandse betekenis naar het Spaanse werkwoord.
el  camino
está prohibido
estupendo
hay que
es una lástima
demasiado
participar en
de wandeling / de weg
het is  verboden
fantastisch / super
je / jullie moet(en)
het is jammer
Te veel
meedoen met

Slide 9 - Sleepvraag

Zet cerrar in de 1ste persoon enkelvoud ( yo)

Slide 10 - Open vraag

Zet jugar in de 1e persoon meervoud
(nosotros)

Slide 11 - Open vraag

Zet poder in de 2e persoon enkelvoud (tú)

Slide 12 - Open vraag

Zet preferir in de 3e persoon meervoud (ellos, ellas)

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van 'entender' bij de volgende zin:

Juan y Pedro no _____________ esta tarea.
A
entendemos
B
entiendo
C
entiende
D
entienden

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'pedir' in bij de volgende zin:

Nosotras __________ las patatas fritas y coca cola.
A
piden
B
pide
C
pedimos
D
pedís

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'volver' bij de volgende zin:

Voy a Madrid este fin de semana, pero _______ el martes.
A
volvemos
B
vuelvo
C
vuelven
D
vuelve

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'dormir' bij de volgende zin:

Cada noche Esmee _______ nueve horas
A
dormimos
B
duermes
C
duermo
D
duerme

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'querer' bij de volgende zin:

Mañana nosotros ________ comer churros con chocolate. ¿ Qué ______ tú?
A
queremos/ quiero
B
queremos/quieres
C
quieren/quieres
D
queréis/quiero

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van pensar bij de volgende zin:

¿En qué _______ tú, Joaquín?
A
pienso
B
pienses
C
piensas
D
pensamos

Slide 19 - Quizvraag

de zomer
de lente
de ochtend
de herfst
de winter
de avond, 
de nacht
de middag
el verano
la primavera
la mañana
el otoño
el invierno
La noche
la tarde

Slide 20 - Sleepvraag

Verbos irregulares cambio
de raíz

Slide 21 - Tekstslide