In deze paragraaf leer je:
• Waardoor in Griekenland zelfstandige stadstaten ontstonden.
• Hoe de Grieken zich verspreidden over een groot gebied.
• Welke contacten de Grieken hadden met elkaar en met andere volkeren.
• Kenmerken van de samenleving van Athene.
• Kenmerken van de samenleving van Sparta.
• Hoe onderdanen werden bestuurd in een monarchie en een aristocratie.
• Kenmerken van het bestuur van een tiran.
• Hoe Atheense burgers zichzelf bestuurders.