Olympos les 4 nom en acc oefenen

Grieks - Olympos les 4
woorden les 4 + naamvallen oefenen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grieks - Olympos les 4
woorden les 4 + naamvallen oefenen

Slide 1 - Tekstslide

welke vorm is την βοηθειαν?
A
nom. ev.
B
acc. ev.
C
nom. mv.
D
acc. mv.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de overeenkomst tussen de 8 Griekse woorden van de vorige dia?
A
Het zijn allemaal zelfst. naamwoorden
B
Ze zijn allemaal vrouwelijk
C
Ze staan allemaal in de nominativus
D
Antwoord A,B en C zijn allemaal goed

Slide 3 - Quizvraag

Welke naamval wordt gebruikt voor het onderwerp?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 4 - Quizvraag

Groep 1: ἡ μαχη
- vrouwelijk lidwoord (ἡ)
- woorden op -η in de woordenlijst
- (voorlopig!) vier opties: OW. ev, LV ev, OW mv, LV mv

Slide 5 - Tekstslide

land/ plaats
feest
hulp
begin/ heerschappij
overwinning
aarde/ grond
wijsheid
woede
βοήθεια
χώρα
γῆ
ὀργή
ἀρχή 
ἑορτή
νίκη
σοφία

Slide 6 - Sleepvraag

Welk lidwoord hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
αἱ
την
τας

Slide 7 - Sleepvraag

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
-αι
-ην
-ας

Slide 8 - Sleepvraag

welke vorm is ἀδελφαι?
A
nom. ev.
B
acc. ev.
C
nom. mv.
D
acc. mv.

Slide 9 - Quizvraag

welke vorm is νικην?
A
nom. ev.
B
acc. ev.
C
nom. mv.
D
acc. mv.

Slide 10 - Quizvraag

Groep 1: ἡ χωρα
- vrouwelijk lidwoord (ἡ)
- woorden op -α in de woordenlijst (stam op ρ, ε, ι)
- 4 opties: OW ev, LV ev, OW mv, LV mv

Slide 11 - Tekstslide

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
-αι
-αν
-ας

Slide 12 - Sleepvraag

welke vorm is ἀνδρειαν?
A
nom. ev.
B
acc. ev.
C
nom. mv.
D
acc. mv.

Slide 13 - Quizvraag

Welk lidwoord hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
αἱ
την
τας

Slide 14 - Sleepvraag

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
-αι
-ην
-ας

Slide 15 - Sleepvraag

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
-αι
-αν
-ας

Slide 16 - Sleepvraag

De vormen van ἡ μαχη die je voorlopig in elk geval  moet kunnen herkennen in zinnen.


nom. ev. μαχη
acc. ev. την μαχην
nom. mv. αἱ μαχαι
acc. mv. τας μαχας

Slide 17 - Tekstslide

De vormen van ἡ χωρα die je voorlopig in elk geval moet kunnen herkennen in zinnen


nom. ev. χωρα
acc. ev. την χωραν
nom. mv. αἱ χωραι
acc. mv. τας χωρας
bij de χωρα groep horen woorden met een stam op ρ ε ι

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent de volgende zin?
την ἀδελφην θεα βλεπει
A
De zus ziet een godin.
B
De zussen zien godinnen.
C
Een godin ziet de zus.
D
Godinnen zien de zussen.

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent de volgende zin?
την θεαν φερομεν
A
De godin verdraagt ons.
B
Zij verdraagt de godin.
C
De godinnen dragen.
D
Wij verdragen de godin.

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent de volgende zin?
σοφιαν φερετε
A
Ik breng wijsheid.
B
Jij brengt wijsheid.
C
Wij brengen wijsheid.
D
Jullie brengen wijsheid.

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent de volgende zin?
νικη βοηθειαν φερει
A
Overwinning brengt hulp.
B
Hulp brengt een overwinning.
C
Overwinningen brengen hulp.
D
Hulp brengt overwinningen.

Slide 22 - Quizvraag




Duidelijk? Vertaal dan oefening  4D (p.21)

Slide 23 - Tekstslide

Alles duidelijk? Oef. 4D (p.21) vertaald? Zet hier dan een foto van de door jou gemaakte oefening. Liever meer uitleg? Bekijk de video op de volgende dia.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Video