Literatuur ruimte en setting

 Literatuur
Literaire begrippen:
- ruimte en setting
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Literatuur
Literaire begrippen:
- ruimte en setting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kent de term setting (decor) en kunt de term toepassen op de gelezen literatuur.
Je weet wat de functie van literaire ruimtes is.
Vooraf: Wat weet je nog van personages en perspectief?


Uitleg: literaire setting en ruimte


Samenwerken: beantwoord de vragen bij het filmfragment.


Zelfstandig maken: lees het fragment uit Magnus en beantwoord de vragen


Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie- zelfstandig in stilte werken 
  • Verlengde instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kun je weer benoemen wat  en welke personages en perspectieven er zijn en welke kenmerken daarbij horen;
  • kun je benoemen wat de termen setting (decor) en literaire  ruimte inhouden;
  • kun  de termen setting en de functie van literaire ruimte  toepassen op de gelezen literatuur.
  • heb je geoefend met het herkennen en benoemen van setting, decor en andere termen uit de literatuur.

Blauw = kennis = kennen = leren
Oranje = kunnen = oefenen met de kennis


Slide 4 - Tekstslide

Een ander woord voor personages:
A
verhaalfiguren
B
helden
C
schurken
D
echte mensen

Slide 5 - Quizvraag

Donald Duck

A
flat character
B
round character

Slide 6 - Quizvraag

Als een hoofdpersoon een karakterontwikkeling doormaakt, spreek je ook wel van een:
A
Flat character
B
Round character

Slide 7 - Quizvraag

Bij een type worden bepaalde kenmerken van een personage of groep personages overdreven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Moet een verhaalfiguur altijd een ontwikkeling doormaken?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

De toren van Babel - Annie M.G. Schmidt
In mijn onschuld dacht ik, dat het bouwen van een huis een vrij simpele affaire zou zijn. Ze doen het al zo lang... dacht ik. Mensen bouwen al zo lang huizen. Zeker al tienduizend jaar of langer. Het is net zoiets als brood bakken, dat doen ze ook al zo lang. En bouwen... zo'n achtduizend jaar geleden maakten ze al heel ingewikkelde pyramides, dacht ik. En de toren van Babel ook... nou ja goed, het ding is nooit afgekomen, maar nu zijn ze toch al weer zoveel verder en bovendien: mijn huis behoeft geen toren van Babel te worden, liever zelfs niet. Zo maar een huisje. Op de tekening, die de architect voor ons gemaakt had, was het zo eenvoudig. Enkel maar een paar kamers, rechte kamers, naast elkaar en een plat dak. En geen kwestie van spitsbogen of beeldhouwwerken, of van torentjes of van kantelen of van koepels of erkers of koekoeksramen, zo maar rechttoe, recht an een huis. Dat kon niet zoveel hoofdbrekens kosten, dacht ik.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 13 - Quizvraag


Karakter - Bordewijk
Tot zijn eenentwintigste was hij toen in een boekhandel werkzaam als magazijnknecht, niet in de winkel. Dit was het eerste baantje dat hem enige bevrediging gaf, want te hooi en te gras kon hij nu zijn kennis vergroten. Maar hij schoot er niet op, hij verdiende nog steeds niet genoeg om op zichzelf te staan, hij bleef bij haar wonen.
Op een stroeve manier gingen zij met elkaar om. Hij was voor haar toch geen kwade zoon. ’s Zondagsmiddags gingen zij altijd wandelen. Ze wou naar de rivier, nooit ergens anders heen, zo gingen ze naar het Park of naar de Oude Plantage. Ze keken over het water, ze zeiden weinig, hun stilzwijgen was soms op de grens van vijandschap.


Slide 14 - Tekstslide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 17 - Quizvraag

Geen nieuwe lesstof maar...
Bijna niemand heeft dit onderdeel geoefend, dus gaan we lesstof terugpakken

Vul je samenvatting aan met aantekeningen;
- gebruik afkortingen die je zelf kan herkennen
- gebruik cijfers als getallen (dus niet uitschrijven)
- spelling doet er nu even niet toe
- gebruik pijlen om verbanden aan te geven
- werk het thuis netjes uit

Slide 18 - Tekstslide

Wat weet je nog/weer en wat weet je samen?

Slide 19 - Tekstslide

Groepsopdracht
Voorwaarde: 
- iedereen denkt na over wat hij al weet over de lesstof (is behandeld)
- weet niemand er iets over, dan zoekt iedereen informatie op
- je bent met elkaar in gesprek over de (opgezochte) lesstof
- je maakt samen een korte samenvatting van de (opgezochte) lesstof --> iedereen schrijft het op 
- een iemand maakt een foto en load deze in de volgende dia up.
- vul tijdens de instructie jouw  samenvatting aan met aantekeningen (in afkortingen)
Opdracht: 
1. Wat is een setting? 
2. Wat is de functies  van setting?
2. Hoe is deze literaire ruimte?
3. Wat is de functie van literaire ruimte?

Slide 20 - Tekstslide

Maak een foto van jullie samenvatting.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

timer
1:30
Wat kun je allemaal vertellen over de ruimte na het zien van de trailer?

Slide 23 - Woordweb

Setting
Verhalen spelen zich altijd af in een bepaalde setting.

De setting bestaat uit de plaats, tijd en omstandigheden die de achtergrond vormen van het verhaal. --> PTO



Slide 24 - Tekstslide

Setting
Plaats: in een bepaald land, in een stad of een dorp, in een restaurant, op een school, op het strand, in het bos.

Tijd: heden, verleden, toekomst, specifiek jaar, bepaald seizoen, bepaalde maand, ochtend of avond.

Omstandigheden: oorlog, een sneeuwstorm, vakantie.

Slide 25 - Tekstslide

Waarvoor staat PTO?

Slide 26 - Open vraag

Setting - sfeer
Omstandigheden zijn samen vaak heel bepalend voor de sfeer van een verhaal. 

De sfeer kan bijvoorbeeld griezelig, dreigend, benauwend, kil, geheimzinnig, ontspannen, verveeld, romantisch of onbezorgd zijn.

Slide 27 - Tekstslide

Setting - sfeer
Plaats en tijd in het verhaal , hebben ook vaak invloed op de sfeer. 

Bijvoorbeeld: De personages zitten na een dag skiën (tijd) met een kop warme chocolademelk een spelletje te doen in hun chalet (plaats). 
--> Dan is de sfeer gezellig of ontspannen


Slide 28 - Tekstslide

Definitie en belang van ruimte in verhalen
  • Ruimte: De plaatsen waar gebeurtenissen in verhalen plaatsvinden, inclusief de fysieke locatie, het weer en de tijd.
  • Ruimte speelt een belangrijke rol in het creëren van sfeer en spanning.
  • Het omvat niet alleen de fysieke locatie, maar ook het weer en de tijd waarin de gebeurtenissen plaatsvinden.

Slide 29 - Tekstslide

Bredere betekenis van ruimte: plaats, klimatologische omstandigheden, tijd
  • Ruimte verwijst niet alleen naar de fysieke locatie, maar ook naar de plaats waar de gebeurtenissen plaatsvinden.
  • Het omvat ook de klimatologische omstandigheden, zoals het weer, en de tijd waarin de gebeurtenissen plaatsvinden.

Slide 30 - Tekstslide

Ruimte
  • karakterisering van een personage: personage heeft voorkeur of juist afkeer van een bepaalde ruimte --> dat zegt iets over het personage (beeldvorming)

  • sfeertekening: ruimte wordt gebruikt ter ondersteuning van bepaalde handeling, gebeurtenis, of gevoel 

  • symbolisch: ruimte staat symbool voor iets

Slide 31 - Tekstslide

Ruimte
De ruimte in een verhaal kan veel invloed hebben op de interpretatie. Er zijn vier soorten ruimte: 
1. functionele ruimte
2. decoratieve ruimte
3. begeleidende ruimte
4. contrasterende ruimte

Slide 32 - Tekstslide

De functionele ruimte
De plaats van de handeling is van groot belang voor het verhaal. De ruimte heeft een functie

Voorbeeld: een horrorverhaal start in de kerkers van een verlaten kasteel, bij volle maan, terwijl het regent en bliksemt.

Slide 33 - Tekstslide

De decoratieve ruimte
De ruimte heeft geen enkel belang in het verhaal. 
De ruimte is functieloos en is er enkel ter decoratie. De decoratieve ruimte is beschrijvend voor een verhaal.

Slide 34 - Tekstslide

Wat is ruimte in een verhaal?
A
De setting of locatie van het verhaal
B
De tijdsduur van de gebeurtenissen
C
De volgorde van de gebeurtenissen
D
Het vertelperspectief van de verteller

Slide 35 - Quizvraag

Bekijk de ruimte

Slide 36 - Tekstslide

Deze ruimte is
A
symbolisch
B
sferisch
C
beeldvormend

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

timer
1:30
Is deze ruimte er voor sfeertekening of voor symboliek?
Leg uit met drie kernwoorden

Slide 39 - Woordweb

Zoek in 2 minuten een plaatje waarop de ruimte symbolisch wordt weergegeven
timer
2:00

Slide 40 - Open vraag

De karakteristieke ruimte
De ruimte ondersteunt de handeling van de personages

Voorbeeld: een prinses huilt omdat de prins moet vertrekken, en buiten stormt het en regent het pijpenstelen.

Slide 41 - Tekstslide

De contrasterende ruimte
De plaats van handeling staat in contrast met de handeling

Voorbeeld: een prinses huilt omdat de prins moet vertrekken, maar buiten schijnt de zon.

Slide 42 - Tekstslide

Ruimte
  • Parallel: ruimte komt overeen met de gebeurtenissen en de gevoelens van de personages

  • Contrast: ruimte is tegengesteld aan de gebeurtenissen en de gevoelens van de personages.

Slide 43 - Tekstslide

Een fragment uit Dorst van Esther Gerritsen
Het bed staat in de serre, onder de oude kroonluchter, voor het grote raam dat de hele achterwand beslaat. De bank staat haaks op het bed. Het past als de serredeuren open blijven. Haar moeder is al die tijd in de keuken gebleven. Coco staat naast het bed en kijkt in de tuin, die een paar meter lager ligt. Het souterrain wordt niet meer gebruikt. In het terras met grindtegels probeert ze de barst te ontdekken waar ze is gevallen, maar de tegels zijn groen en modderig en bedekken de barst.

Slide 44 - Tekstslide

De ruimte in dit fragment is
A
symbolisch
B
sferisch
C
karakteriserend

Slide 45 - Quizvraag

Een fragment uit Hex van Thomas Olde Heuvelt. Lees de tekst
'Je liet met schrikken, Katharina,' zei ze met droge mond. ' Ik ben het, Gemma.' Het geluid van haar eigen stem in het donker deed haar haren te berge rijzen en het kostte haar alle macht om niet toe te geven aan de primitieve drang om om te keren en weg te rennen. De stond daar roerloos als een zwart silhouet en alles om haar heen ademde de dood. 
        Gemma keek om zich heen. Ze bevond zich te midden van een groep hoge, oude dennen. Ze probeerde zichzelf voor te houden dat de betovering van het beekwater hier niet méér aanwezig was dan elders, dat ze alleen maar de heuvel hoefde af te lopen om in de vertrouwde omgeving van het dorp gekomen, weg van de heidense boosaardige macht die ze hier leek te voelen.

Slide 46 - Tekstslide

De ruimte in dit fragment is
A
symbolisch
B
sferisch
C
karakteriserend

Slide 47 - Quizvraag

Werk voor deze les + huiswerk: 

Pak je VIP en noteer:
Hoofdstuk 1 Literatuur, 1.3 Setting en ruimte, 
- introductie
- Kader Abdolah, Het huis van de moskee, 2005 (niveau 4)
- tekst 1 + vragen


Klaar = in STILTE lezen
Wat niet af is= huiswerk
timer
10:00

Slide 48 - Tekstslide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

Slide 49 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 50 - Open vraag