Het gouden ei Helen Parkhurst les 1

Nederlands
Fictie
 'Het Gouden Ei'



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Fictie
 'Het Gouden Ei'



Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...ken je een aantal literaire begrippen die te maken hebben met de titel, de tijd, de ruimte en de sfeer, de personages en het begin van een verhaal. 



Slide 3 - Tekstslide

Aan de slag!
We nemen nu de theorie door op de volgende slides. Maak hierbij korte aantekeningen die je later kunt toepassen op 'Het Gouden Ei'.
De theorie gaat over:

  • De setting: de ruimtes/plaatsen
  • De personages
  • Verhaalbegin
  • Verklaringen voor de titel


Slide 4 - Tekstslide

Verhaalbegin
  • Inleidend begin De schrijver geeft eerst een beeld van de personages en hun situatie. 

  • Midden in de gebeurtenissen De schrijver valt met de deur in huis (geen inleiding). Later krijg je aanwijzingen over de personages en hun situatie. 

  • Proloog Een apart hoofdstuk vooraf aan het 1e hoofdstuk. Er wordt al iets verteld over de afloop. Aan het einde begrijp je pas wat hier wordt verteld. Dit wekt extra spanning op. 

Slide 5 - Tekstslide

Setting: Tijd 
  • Chronologische vertelvolgorde De gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden.
Hierbij kunnen verwijzingen voorkomen naar dingen die eerder of later in het verhaal gebeuren. De vertelvolgorde wordt daarmee niet onderbroken.

  • Niet-chronologische vertelvolgorde De gebeurtenissen in een verhaal worden niet verteld in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden.

Slide 6 - Tekstslide

Setting: Tijd 

  • Vertelde tijd De tijd die voorbij gaat in een verhaal. De tijd die verstrijkt in het verhaal.

  • Verteltijd De tijd uitgedrukt in woorden of pagina’s, die gebruikt wordt om het verhaal te vertellen.

  • Verteltempo Het tempo waarin wordt verteld. 

Slide 7 - Tekstslide

Setting: Ruimte
Setting De setting herken je aan de tijd, ruimte en sfeer waarin het zich afspeelt.

Ruimte 
  • Alles wat te maken heeft met plaatsen. Een land, stad, dorp, een huis, een kamer, een straat, een gebouw, een planeet. 
  • De ruimte kan een bepaalde sfeer oproepen, bijvoorbeeld spanning.

Slide 8 - Tekstslide

Personages 
Hoofdpersoon Dit is de belangrijkste persoon (soms meer dan 1). Van een hoofdpersoon kom je het meeste te weten (gevoelens en gedachten), het grootste deel van het verhaal ‘beleef’ je door zijn/haar ogen. Hij/zij heeft vaak een belangrijk probleem of een opdracht. 

Bijpersonen Deze personen zijn minder belangrijk en je komt over hen minder te weten. Je leert hen minder goed kennen.

Slide 9 - Tekstslide

Personages 


Beschrijving van een personage

  • Uiterlijk en karaktereigenschappen
  • Kenmerken: geslacht, leeftijd, achtergrond

Slide 10 - Tekstslide

Personages
Personages leren kennen
Je kunt personages op verschillende manieren leren kennen.

Direct De informatie over de personages wordt letterlijk in de tekst verwerkt.

Indirect Je moet de informatie zelf afleiden uit wat personages doen, zeggen, denken of uit wat anderen over hem zeggen of denken.

Slide 11 - Tekstslide

Personages 
Ontwikkeling In een verhaal maken personages een ontwikkeling door. Ze worden ouder, volwassen. Ze veranderen van karakter, van gedrag. Ze komen tot inzichten, verwerken wat ze hebben meegemaakt.

Mening over personages Heb je sympathie of juist geen sympathie voor het personage? Kun jij je wel of niet vinden in hun gedrag, keuzes, daden, opvattingen?

Slide 12 - Tekstslide

Enkele karaktereigenschappen

Slide 13 - Tekstslide

Titelverklaring 
De titel verklaren: Uitleggen hoe de titel bij het boek past.

Letterlijk/figuurlijk: Een titel kun je letterlijke en/of figuurlijk uitleggen. 

Thema, persoon, plaats, gebeurtenis: De titel heeft vaak iets met het thema (onderwerp) te maken. De titel kan ook naar een persoon, plaats of gebeurtenis wijzen.

Slide 14 - Tekstslide


Leg uit hoe de titel past bij het verhaal.

Slide 15 - Open vraag


Wat kun je vertellen over het verhaalbegin van
'Het Gouden Ei'?

Slide 16 - Open vraag

Welke plaats (ruimte) in het verhaal is belangrijk?
Geef aan welke sfeer hierbij past.

Slide 17 - Open vraag


Wie is/zijn de hoofdpersonen in 'Het gouden ei'? Wat kun je over hem/haar/hen vertellen?

Slide 18 - Open vraag


Wie zijn de bijpersonen in 'Het Gouden Ei'? Wat kun je over hun rol vertellen?

Slide 19 - Open vraag