Modalverben

Coronakrise
Was müssen wir ab Morgen machen?
Was wollen wir am Wochenende machen?
Was können wir am Wochenende noch machen?
 Was dürfen wir noch machen?
Was dürfen wir nicht mehr machen?

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsHoger onderwijs

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Coronakrise
Was müssen wir ab Morgen machen?
Was wollen wir am Wochenende machen?
Was können wir am Wochenende noch machen?
 Was dürfen wir noch machen?
Was dürfen wir nicht mehr machen?

Slide 1 - Tekstslide

)

Slide 2 - Tekstslide

Was kann ich gut? Was kann ich nicht gut?

Slide 3 - Open vraag

Was will ich am Wochenende machen?

Slide 4 - Open vraag

Eine E-Mail von Roland Becker
Sehr geehrte Frau Lahn,
mein Name ist Roland Becker. Ich bin Journalist und arbeite für die „Thüringer Zeitung“ und ich will auch die Firma Compogroup vorstellen. Kann ich das Unternehmen besuchen? Ich möchte die Produktion sehen. Eine Praktikantin, Frau Sabine Wahner, möchte auch das Werk besichtigen.
Wann können wir kommen? Wir haben nächste Woche Zeit. Können wir das Werk am Vormittag besichtigen? Dürfen wir die Produktion fotografieren? Wir möchten auch drei Mitarbeiter interviewen. Ist das möglich?
Können Sie bitte schnell antworten? Denn wir wollen den Artikel in drei Wochen drucken.

Slide 5 - Tekstslide

Ich kann Deutsch sprechen.

Slide 6 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
können?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten

Slide 7 - Quizvraag

Lisa mag einen Apfel.

Slide 8 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
mögen?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten

Slide 9 - Quizvraag

Der Hund darf hier reingehen.

Slide 10 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
dürfen?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten

Slide 11 - Quizvraag

Bestudeer deze vervoegingen

Slide 12 - Tekstslide

We gaan nu verder met: 
  • wollen
  • müssen
  • sollen

Herleid de betekenis aan de hand van de zinnen op de volgende slides -->

Slide 13 - Tekstslide

Paul will zu Lisa gehen.

Slide 14 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
wollen?
A
moeten
B
weten
C
kunnen
D
willen

Slide 15 - Quizvraag

Pia muss dringend zur Toilette.

Slide 16 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
müssen?
A
moeten
B
weten
C
kunnen
D
willen

Slide 17 - Quizvraag

"Du sollst deine Zähne putzen!"

Slide 18 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
sollen?
A
weten
B
moeten
C
kunnen
D
willen

Slide 19 - Quizvraag

Als het goed is, heb je 'müssen' en 'sollen' beide als 'moeten' vertaald. Maar wat is het verschil? 

Kijk nu nog eens goed naar de twee plaatjes... 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat denk jij: Wat is het verschil in betekenis tussen 'müssen' en 'sollen'?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Samengevat:
Je weet nu ... de betekenis:
  • dürfen = mogen
  • können = kunnen
  • mögen = lusten
  • wollen = willen
  • müssen = moeten
  • sollen = moeten 

Slide 24 - Tekstslide

Samengevat:
Je weet nu ... het betekenisverschil tussen müssen en sollen:
 
  • müssen = moeten (noodzaak)
  • sollen = moeten (wil van iemand anders)

Slide 25 - Tekstslide

Coronakrise und meine Freizeit
Was möchte ich am Wochenende gern machen?
Was will ich am Wochenende machen?
Was kann ich am Wochenende noch machen?
 Was darf ich noch machen?
Was darf ich leider nicht mehr machen?

Slide 26 - Tekstslide