7/11 informatie selecteren en doorvragen, kijken en luisteren

INFORMATIE SELECTEREN EN VRAGEN
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

INFORMATIE SELECTEREN EN VRAGEN

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Klassikale les: instructie - oefeningen 


  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

llLesdoel
Aan het einde van deze les 
- kun je benoemen hoe je informatie selecteert en kan doorvrage;
- heb je geoefend met aantekeningen maken
- heb je geoefend met hoofdzaken herkennen
- heb je geoefend met teksten beoordelen op bruikbaarheid
- heb je geoefend met informatie verzamelen door voeren vraaggesprek
- heb je geoefend met doorvragen om meer informatie te krijgen

Blauw = kennis = leren
Oranje =  kunnen = oefenen 

Slide 3 - Tekstslide

timer
15:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Tekstslide

Nieuwe lesstof

Slide 5 - Tekstslide

Informatie selecteren

Als je informatie zoekt, kun je op internet kijken en boeken en kranten lezen. Je kunt ook luisteren en kijken naar radio- en tv-programma’s.


Als je luistert en kijkt om informatie te selecteren, moet je goed letten op: 

– het onderwerp van het programma;

– het programmadoel;

– de verschillende deelonderwerpen;

– de mening van personen die aan het woord komen.


Het onderwerp en de deelonderwerpen worden soms in het begin van het programma verteld. De deelonderwerpen worden daarna een voor een uitgelegd.

bij kijken en luisteren

Slide 6 - Tekstslide

Informatie selecteren

Zo selecteer je informatie:

– Vraag je van tevoren af welke informatie je nodig hebt.

– Concentreer je niet alleen op wat gezegd wordt, maar ook op de beelden.

–  Let op signalen of de woorden van sprekers, zoals: Ik zal een aantal voorbeelden noemen…, Een nadeel is wel …

–  Luister goed naar woorden die met nadruk worden uitgesproken. Deze zijn vaak belangrijk.

– Maak aantekeningen. Schrijf alleen de hoofdzaken op.

–  Soms worden in de opdracht aandachtspunten genoemd waarop je extra moet letten tijdens het kijken. Lees die punten goed door voor je gaat kijken.

bij kijken en luisteren

Slide 7 - Tekstslide

Luisteropdracht

In de volgende dia staan twaalf vragen. Lees de vragen 1 t/m 12 goed door; niet overschrijven.

Daarna ga je luisteren naar een fragment van het radioprogramma 'De gids.fm'. Luister precies en maak ondertussen aantekeningen in je schrift.

Vervolgens beantwoord je de vragen met behulp van de aantekeningen die je gemaakt hebt.


Slide 8 - Tekstslide

Lees de vragen 1 t/m 12

Slide 9 - Tekstslide

Luister naar het fragment en maak aantekeningen.

Beantwoord daarna de vragen in de volgende dia's.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van het fragment?

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn de deelonderwerpen?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het doel van het radioprogramma?

Slide 13 - Open vraag

Welke gebeurtenis is de aanleiding voor dit onderwerp?

Slide 14 - Open vraag

Noem de twee taken die Froukje van Dijken verbindt aan dit onderwerp.

Slide 15 - Open vraag

Op hoeveel procent van de scholen is het mis met de luchtkwaliteit?

Slide 16 - Open vraag

Noem vijf gevolgen voor slechte luchtkwaliteit voor leerlingen en leraren.

Slide 17 - Open vraag

Wat is de belangrijkste oorzaak van slechte luchtkwaliteit?

Slide 18 - Open vraag

Waarom ontstaan er in de wintermaanden meer problemen dan in de warmere maanden?

Slide 19 - Open vraag

Welke twee problemen zie je vaak bij nieuwe schoolgebouwen?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de voornaamste reden dat scholen niets doen aan de slechte luchtkwaliteit?

Slide 21 - Open vraag

Stel je voor: je maakt een werkstuk over 'Wat is goed onderwijs?' Heb je dan iets aan dit programma? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open vraag

Kijk- en luisteropdracht

Je gaat zo kijken naar een fragment uit 'De Wilde Keuken'.

Kijk- en luister precies en maak ondertussen aantekeningen in je schrift.

Vervolgens beantwoord je de vragen met behulp van de aantekeningen die je gemaakt hebt.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Wat heb je allemaal nodig om tomaten te kunnen telen?
A
dunne poep en kunstmest
B
dunne poep en water
C
kunstmest en water

Slide 25 - Quizvraag

Hoe lang kan een tomatenplant wel worden?
A
ongeveer 9 meter
B
ongeveer 11 meter
C
ongeveer 14 meter

Slide 26 - Quizvraag

Tomaten uit kassen smaken lang niet zo lekker als tomaten die buiten groeien. Dat is:
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel tomatenrassen zijn er op de wereld?
A
duizend
B
duizenden
C
zesenzestig

Slide 28 - Quizvraag

Het meest gegeten tuinbouwproduct ter wereld is de tomaat. Dat is:
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Waarom worden in Nederland steeds nieuwe tomatenrassen ontwikkeld?
A
De teler kiest met de winkelketen een goed te telen en verkopen ras
B
De telers willen een tomatenras dat beter bij hun manier van telen past
C
Volgens de teler wil de consument tomaten die steeds lekkerder smaken

Slide 30 - Quizvraag

Waarom wordt de lekkerste tomaat nog steeds niet verkocht?
A
De kleur is verkeerd en de vorm is niet goed
B
De vorm is niet goed en er is nog geen woord voor
C
Er is nog geen woord voor en de kleur is verkeerd

Slide 31 - Quizvraag

Om welke reden aten mensen in de 16e eeuw geen tomaten?
A
Je moest veel geld voor tomaten betalen
B
Tomaten waren als voedsel onbekend
C
Tomaten zouden giftig zijn

Slide 32 - Quizvraag

Hoe ontstond tomatenpuree?
A
Een meneer in Portugal heeft de tomatenpuree bedacht
B
Geëmigreerde Italianen hadden heimwee naar de saus van mama
C
Tijdens een transport vielen een aantal kisten tomaten op de grond

Slide 33 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de smaak als je onrijpe tomaten in de puree stopt?
A
De smaak wordt bitter
B
De smaak wordt zoeter
C
De smaak wordt zuurder

Slide 34 - Quizvraag

Informatie vragen

Als je om informatie vraagt, wil je een antwoord dat:

– duidelijk is: je wilt de informatie goed kunnen begrijpen;

– volledig is: je wilt niet dat de ander informatie achterhoudt;

– correct is: het antwoord moet kloppen met de feiten.


Soms krijg je informatie die onduidelijk of onvolledig is. Het is daarom belangrijk dat je kritisch bent en doorvraagt. Vraag ook naar argumenten.

Bijvoorbeeld:

–  Waarom is het bijna onmogelijk om met dit vakkenpakket commercieel medewerker te worden?

bij spreken en gesprekken

Slide 35 - Tekstslide

Informatie vragen


Zo vraag je informatie

– Bedenk welke informatie je nodig hebt.

–  Stel een vervolgvraag als je een onduidelijk of onvolledig antwoord krijgt.

Vraag om een herhaling, een voorbeeld of meer uitleg.

– Blijf vriendelijk en beleefd, ook als je geen duidelijk antwoord krijgt.

– Vat aan het eind van het gesprek de belangrijkste informatie samen.

bij spreken en gesprekken

Slide 36 - Tekstslide

Je hebt een vraag gesteld, maar krijgt een onduidelijk antwoord. Bedenk bij de zin een vervolgvraag om extra informatie te krijgen.

Er zijn allerlei mooie mobiele telefoons te koop voor minder dan vierhonderd euro.

Slide 37 - Open vraag

Je hebt een vraag gesteld, maar krijgt een onduidelijk antwoord. Bedenk bij de zin een vervolgvraag om extra informatie te krijgen.

Voor sommige mensen is deze telefoon geschikter, omdat hij een groot scherm heeft.

Slide 38 - Open vraag

Je hebt een vraag gesteld, maar krijgt een onduidelijk antwoord. Bedenk bij de zin een vervolgvraag om extra informatie te krijgen.

Het is belangrijk om te kijken naar de verschillende functies van een telefoon.

Slide 39 - Open vraag

Je hebt een vraag gesteld, maar krijgt een onduidelijk antwoord. Bedenk bij de zin een vervolgvraag om extra informatie te krijgen.

Soms is het verstandig om een extra geheugenkaart te kopen.

Slide 40 - Open vraag

Je hebt een vraag gesteld, maar krijgt een onduidelijk antwoord. Bedenk bij de zin een vervolgvraag om extra informatie te krijgen.

Ik raad je een iPhone, een Samsung of een Huawei aan.

Slide 41 - Open vraag

Kijk- en luisteropdracht

Kijk en luister naar het gesprek tussen Jolijn en een bankmedewerkster.

Jolijn vergeet aan het eind de belangrijkste informatie samen te vatten.

Dat ga jij doen.


1. Noteer tijdens het kijken en luisteren de belangrijkste informatie in steekwoorden;

2. Bedenk en noteer met deze steekwoorden zinnen die Jolijn als samenvatting kan geven.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Noteer de samenvatting die Jolijn zou kunnen geven.

Slide 44 - Open vraag

Lesdoel
Aan het einde van deze les 
- kun je benoemen hoe je informatie selecteert en kan doorvrage;
- heb je geoefend met aantekeningen maken
- heb je geoefend met hoofdzaken herkennen
- heb je geoefend met teksten beoordelen op bruikbaarheid
- heb je geoefend met informatie verzamelen door voeren vraaggesprek
- heb je geoefend met doorvragen om meer informatie te krijgen

Blauw = kennis = leren
Oranje =  kunnen = oefenen 

Slide 45 - Tekstslide

Ik kan benoemen hoe je informatie selecteert en kan doorvrage;


😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

Slide 47 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 48 - Open vraag