Les 1: De sectoren

Klaarstomen voor de arbeidsmarkt

Wie ben je???

Wil je later een huis, een auto, een partner en misschien wel kinderen? Dan zul je geld moeten verdienen, want alles kost geld. Om te kunnen werken is het handig om te weten wat je kunt, en wat je wilt. Anderen zien dan ook wat jij kunt, en wie je bent.

De drie sectoren op onze school

1. Techniek

2. Economie & Handel

3. Natuur, Voeding en Dienstverlening

Uhm wat is dat? 

Een sector= een verzameling beroepen die op elkaar lijken

Oriëntatie= informatie over iets verzamelen

Je oriënteren op= proberen een indruk te krijgen van iets

PSO en LOB

PSO: Omdat je door DOEN ervaart wat je leuk vindt en wat je goed kunt, krijg je tijdens de praktijkvakken PSO aangeboden.

LOB: Door coachen en groepsgesprekken leer je over jezelf na te denken. Je mentor speelt hier een belangrijke rol in. 

Loopbaan  Oriëntatie en Begeleiding (LOB)

• Wie ben ik, wat kan ik?
• Wat wil ik, wat drijft mij?
• Welk werk past mij?
• Hoe kom ik daar?
• Wie kan mij daarbij helpen?

Waar staat de afkorting P.S.O voor?

1. Praktische Sector Onderwijs
2. Puber Studie Oriëntatie
3. Prachtige Studie Ochtend
4. Praktische Sector Oriëntatie

Wat is de betekenis van LOB?

1. Loopbaan organisatie en beroepen
2. Loopbaan oriëntatie en begeleiding
3. Lopende onderzoeken en belevingen
4. Loopbaan oriëntatie en beroepen

Techniek

In deze sector ben je veel bezig met machines en gereedschap.

Je werkt graag met je handen.

Soms werk je ook met (grote) machines.

Je repareert en onderhoudt bijvoorbeeld fietsen.

Economie & Handel

Je vindt het leuk om met mensen en goederen om te gaan.

En met cijfers.

Je kunt precies werken.

Je werkt bijvoorbeeld in een winkel achter de kassa.

Natuur, Voedsel en Dienstverlening

Je vindt het leuk om buiten te werken.  

Je werkt met voedsel bijvoorbeeld in een keuken van een cateringbedrijf of kantine.

Jij staat altijd voor mensen klaar en geeft hulp aan mensen die dat nodig hebben.

Filmpjes over alle sectoren

In de volgende dia tref je allemaal filmpjes aan over beroepen die onderverdeeld zijn in de sectoren. Maar let op! Op onze school hebben wij maar 3 sectoren.

Tekstfilmpjes komen uit de lesmethode de 4 sectoren van StruX

clip.strux.nl

Welke sector wordt hier uitgebeeld?

1. Techniek
2. Natuur, voeding en dienstverlening
3. Handel & Economie

Welke sector wordt hier uitgebeeld?

1. Techniek
2. Natuur, voeding en dienstverlening
3. Handel & Economie

Welke sector wordt hier uitgebeeld?

1. Techniek
2. Natuur, voeding en dienstverlening
3. Handel & Economie

Welke sector wordt hier uitgebeeld?

1. Techniek
2. Natuur, voeding en dienstverlening
3. Handel & Economie

Welke sector wordt hier uitgebeeld?

1. Techniek
2. Natuur, voeding en dienstverlening
3. Handel & Economie

Welk beroep past NIET bij de sector Economie en Handel ?

1. Hovenier
2. Kassamedewerker
3. Secretaresse
4. Taxichauffeur (logistiek)

Welk beroep past NIET bij de sector Techniek

1. Fietsenmaker
2. meubelmaker
3. Schilder
4. Bloemist

welk beroep past Niet bij de sector Natuur, Voeding en Dienstverlening?

1. Plantsoenendienst
2. Glaszetter
3. Fast food restaurant
4. Security (beveiligingsbedrijf)

In welke sector werk je met mensen en goederen en moet je goed in rekenen met geld zijn?

In welke sector werk je veel buiten en ben je bezig met bomen en planten?

In welke sector ben je veel bezig met machines en gereedschap en werk je met je handen?

In welke sector sta je altijd klaar voor andere mensen en verleen je een dienst?
Bijvoorbeeld het schoonmaken van een vloer?

Maak een poster in tweetallen

Jullie hebben 50 min. de tijd om eraan te werken.

De poster moet voldoen aan:

• A3 formaat
• Pasfoto van jezelf
• Sector moet duidelijk zijn
• Het moet duidelijk zijn wat je zo leuk lijkt aan de sector
• Het moet duidelijk zijn waarom jij past in deze sector

Hang deze op in de klas!

 

Presenteer jullie poster!!!

Interviewen

1. Interview een klasgenoot die een andere sector leuk vind dan jij.
2. Schrijf eerst een aantal vragen op en stel dan de vragen aan je klasgenoot.
3. Noteer in steekwoorden de belangrijkste zaken.

Vertel aan de klas wat je te weten bent gekomen over je klasgenoot.

Wat ging er goed?

Wat ging er minder goed?

Wat heb je geleerd in deze les?