infusie

infusie en venapunctie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

infusie en venapunctie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

indicaties voor een infuus
-onvoldoende vochtopname (bij verwaarlozing of na een operatie);
-groot vochtverlies, door braken en/of diarree;
-bloedverlies, door een operatie of ongeluk;
-plasmaverlies, bijvoorbeeld bij brandwonden;
-koorts/sepsis
-medicatie iv toedienen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende infuusvloeistoffen

  • Isotone
  • Hypotone
  • Hypertone

Slide 3 - Tekstslide

je hebt 3 verschillende soorten vloeistoffen die je kunt toedienen via een infuus
Voorbeelden van isotone infusievloeistoffen:

*Fysiologisch zout, bevat een 0,9% NaCl-oplossing;
 
*glucose 5%-oplossing;
 
*zout/glucose-oplossing met 0,45% NaCl en 2,5% glucose;
 
*ringer-vloeistof, een oplossing met natrium, kalium, calcium en chloor;
 
*zuiveringszoutoplossing, bevat 1,4% natriumbicarbonaat.




Slide 4 - Tekstslide

ringer heeft tegenwoordig voorkeur, maar mag niet met bloedproducten
Hypotone oplossingen:

Slap zout 0,45% NaCl-oplossing, dat is een oplossingen met een lagere concentraties aan opgeloste stoffen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hypertone oplossingen

* bijvoorbeeld: glucose 10% of 20%.

* voedingsinfuus, zoals TPV ( totaal Parenterale Voeding)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties bij infuustherapie

* subcutaan inlopen van de vloeistof;
* tromboflebitis;
* lijninfecties;
* sepsis;
* overvulling van de circulatie;
* luchtembolie;
* allergische reacties.









Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

infuuspompen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spuitpomp

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Venapunctie 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

indicaties voor een venapunctie
• om een ziekte te voorkomen;
• om een ziekteverloop te volgen;
• om een ziekte vast te stellen of uit te sluiten;
• om het succes van een behandeling vast te stellen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geschikte aders
elleboogplooi (meest gebruikt in praktijk)
onderarm
handrug
enkel

Een oppervlakkige ader heeft de voorkeur, omdat deze goed zichtbaar is.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

punctie plaatsen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

plaatsbepaling

Rustig kijken. Bij b.v. harde ader andere zoeken
Goed stuwen; stuwband een handbreedte boven de aan te prikken plaats. De polsslag moet je blijven voelen. Niet langer dan 1 minuut

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bij voorkeur niet prikken
- in uitgebreid littekenweefsel ( dit weefsel heeft minder herstelvermogen)
- in een hematoom ( hematomen zijn pijnlijk. In een dergelijk geval wordt onder het hematoom geprikt )
-aan de kant van een borstamputatie ( kans op lymfoedeem wordt vergroot en kans op een infectie wordt door de slechte afvloed van lymfe en afvalstoffen aan de geopereerde zijde vergroot)
-lichaamsdelen met een shunt voor hemodialyse (de shunt is primair voorbehouden voor de dialyse en verlies van de shunt door complicaties moet voorkomen worden )
-  armen en benen met trombose
-  lichaamsdelen met een infectie
 - aan de kant van een borstamputatie ( kans op lymfoedeem wordt vergroot

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lichaamsdelen met oedeem;
lichaamsdelen die hard aanvoelen;
in een gebied met wondjes of eczeem;
lichaamsdelen met een perifeer infuus;
lichaamsdelen die er rood of blauw uitzien;
lichaamsplekken waar de zorgvrager is bestraald;
verlamde lichaamsdelen bij een zorgvrager met CVA;
lichaamsdelen waar de zorgvrager pas aan is geopereerd.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bloedafname uit een venflon
4.1.4 Bloedafname via een venflon/perifeer infuus

Bloedafname via een venflon/perifeer infuus wordt altijd uitgevoerd door een BIG geregistreerd verpleegkundige of arts.
Werk aseptisch tijdens de handeling.
· - Infuus minimaal 2 minuten stopzetten (en eventueel afkoppelen).
· - Voer een monsteridentificatie uit.
· - Plaats blauwe vacutainer luer-adaptor op de venflon of gebruik een voorgevulde 10cc spuit met NaCl 0,9% (5cc inspuiten en daarna 5cc bloed afnemen als afvalbloed).
· - Altijd eerst een dummy buis (afvalbloed) (minimaal 5 ml bloed) afnemen.
· - Neem vervolgens bloed af in betreffende buizen (let op de juiste volgorde).
· - Meng de buizen door ze volledig om te zwenken.
· - Op patiënt etiket noteren dat bloed is afgenomen via venflon.
Geef bloedbuizen en patiënt etiket af aan analist laboratorium of breng/verstuur materiaal naar laboratorium.









Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies