2.3.10 Pancreas/ DM

Anatomie, Fysiologie en Pathologie


Les 2.3.10
Periode 3
Leerjaar 2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Anatomie, Fysiologie en Pathologie


Les 2.3.10
Periode 3
Leerjaar 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les

Zijn hier nog vragen over?
Nakijken vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lesindeling
  1. Welkom + Osiris
  2. Vorige les
  3. Lesindeling en Lesdoelen 
  4. Nakijken opdracht hormonen
  5. Anatomie en Pathologie Pancreas 
  6. Maken opdracht hormoonklieren
  7. Afsluiting + huiswerk 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les kunnen jullie:
  • Uitleggen welke hormonen er door de pancreas worden geproduceerd en wat de functie van deze hormonen is.
  • Benoemen wat de oorzaken, symptomen en behandeling zijn bij de ziekte Diabetes Mellitus.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten jullie nog van de pancreas?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pancreas
Endocriene weefsel belangrijk in hormoonstelsel.

Eilandjes van Langerhans: suikerstofwisseling
  • Insuline: Stimuleert lever en spieren om glucose op te slaan in glycogeen en cellen om glucose op te nemen
  • Glucagon: Stimuleert lever en spieren om glycogeen om te zetten in glucose
Deze hormonen zijn elkaars antagonist.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedsuikerspiegel in je lichaam
Glucose:
  •  is de stof die we binnenkrijgen als we koolhydraten (suikers/zetmeel) binnen  krijgen. 
  • wordt verteerd in de darmen waardoor glucose in het bloed terecht komt. 
  • De hoeveelheid glucose in het bloed is de bloedsuikerspiegel.
  • De eilandjes van Langerhans in de alvleesklier maken de hormonen insuline (daling glucosegehalte) en glucagon (stijging glucosegehalte) aan.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoge bloedsuikerspiegel
1. De alvleesklier maakt insuline aan. Insuline zorgt voor een daling van de hoeveelheid glucose in het bloed door: 
A. Insuline gaat naar de cellen (weefsels) hierdoor daalt de bloedsuikerspiegel. Insuline zet als het ware de deur van cellen open om glucose op te nemen. (sleuteltje)
B. Insuline stimuleert de vorming van glycogeen (de opslagvorm van glucose) in de lever. Met als gevolg dat de bloedsuikerspiegel daalt. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

insuline zet als het ware de deur van cellen open om glucose op te nemen
Lage bloedsuikerspiegel
1. De alvleesklier maakt glucagon aan. Glucagon zorgt voor een stijging van de hoeveelheid glucose in het bloed door:
A.  Insuline stimuleert de afbraak van glycogeen in de lever door deze om te zetten in glucose. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

insuline zet als het ware de deur van cellen open om glucose op te nemen
Diabetes Mellitus
Diabetes Mellitus: Suikerziekte
  • Insuline is afwezig (type 1) of Insulineresistentie (type 2): het lichaam 'luistert' niet meer naar insuline.
  • De 'deurtjes' van de cellen worden niet meer opengemaakt en krijgen dus geen glucose meer voor energie. 
  • Glucose blijft in het bloed (hoge bloedsuiker)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagnostiek 
Diagnostiek
  1. Op basis van klachten
  2. Op basis van bloedsuikermetingen: minimaal 2x nuchter > 7.0 mmol/L of 1x hoger is dan 11 mmol/L.
  3. Op basis van bloedonderzoek naar HbA1c (suiker in rode bloedcellen)
  4. Later ook onderzoek naar ogen en neuropathie


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type I:
  •  lichaam maakt (zeer weinig tot) geen insuline aan. 
  • “absoluut tekort”
  • auto-immuunziekte.
  • diagnose meestal 0-35 jaar (piek 12 jaar)
  • komt meestal niet in de familie voor
  • behandeling: subcutaan insuline
    toedienen, zodat glucose alsnog naar de cellen kan.



Type 1:
  •  omdat cellen geen toegang hebben tot de glucose gaan ze vetten en spieren afbreken. Hierdoor zie je:
    -afvallen
    -polydipsie (veel drinken)
    -polyurie (veel plassen)
    -glucosurie (glucose uitplassen.
    -zelden, maar zeer gevaarlijk: diabetische ketoacidose.

Slide 16 - Tekstslide

ketoacidose is verzuring van het bloed.
Type I:
  •  Kans op hypo- en hyperglykemie.
  • Lange termijn gevolgen:
    -hart- en vaatziekten,
    - blindheid,
    -polyneuropathie en 
    -vertraagde wondgenezing. 



Slide 17 - Tekstslide

ketoacidose is verzuring van het bloed.
Type II:
  •  meer insuline nodig door overgewicht óf meer insuline nodig door afnemende gevoeligheid voor insuline door verouderingsproces (ouder worden)
  •  “relatief tekort”
  •  Erfelijkheid speelt een grotere rol
Type II:
  • Behandeling:
    -geen subcutaan insuline, hier reageren de cellen/weefsels niet op. Maar:
    -leefstijl aanpassen. (oorzaak weghalen)
    -evt. orale antidiabetica zoals metformine. (Bevordert de gevoeligheid van weefsels)
    -bij ernstige vorm wel subcutaan insuline. 
  • De symptomen op korte en lange termijn zijn gelijk aan type 1. Al komt afvallen minder vaak voor. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling
1. Diabetes zo goed mogelijk instellen om klachten te voorkomen:
  • Medicijnen, zoals insuline/metformine
  • Gezonde leefstijl (afvallen, bewegen, dieet)

Bloedsuiker zo stabiel mogelijk houden om complicaties te voorkomen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling
2. Complicaties zo vroeg mogelijk opsporen:

3. Behalve de diabetes andere risicofactoren van hart- en vaatziekten in kaart brengen en indien mogelijk daar iets aan doen 

Slide 20 - Tekstslide

Driemaandelijkse controle bloedsuiker
Dagelijks controleren van voeten
1/2/3-jaarlijks oogonderzoek
Regelmatig bloeddruk meten

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hyperglykemie: te hoge bloedsuiker

  • Te weinig insuline of nog geen behandeling

  • Kan leiden tot hyperglykemisch coma (lage bloeddruk, acetongeur,
Hypoglykemie: Te lage bloedsuiker

  • Teveel sporten, teveel insuline of te weinig eten
  • Hongergevoel, bibberen, transpireren, onrust, agressie
  • Eventueel een hypoglykemisch coma...

Slide 22 - Tekstslide

Complicaties 
Hyperglykemisch aciodotisch coma

- Coma met te hoge bloedsuikerspiegel en te zure (‘acid’) samenstelling van het lichaamsvocht
- Ontstaat heel geleidelijk
- Behandeling ingewikkeld en gebeurt in het ziekenhuis

Hypoglykemisch coma

- Patiënt voelt het vaak aankomen
- Kan snel ontstaan
- Suiker eten of intraveneus toedienen suikeroplossing of intramusculair glucagon

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties op lange termijn
Normale functioneren van lichaam is verstoord:
  • Verhoogde kans op infecties
  • Slechte wondgenezing (open been)
  • Oogafwijkingen (blindheid)
  • Nierafwijkingen
  • Vaatafwijkingen (hart- en vaatziekten,
      necrose aan been)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Ga naar Cumlaude week 12 en  maak de opdracht: hormoonklieren

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

  • Maken Expert College: Diabetes 
  • Afmaken ‘Opdracht Hormoonklieren’.
  • Boek Medische kennis mee


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies