In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Do you want a big dog or a small dog?
Do you want a big dog or a small one?
Gebruik: als je een zelfstandig naamwoord wilt herhalen in de zin. Eerst komt het zelfstandig naamwoord en daarna one/ones.
You've got big problems and small ones.