Recap Unit 3.1, 3.2, 3.3 & 3.4

WELCOME
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELCOME

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRAMMAR UNIT 3
3.1
3.3
Question Tags
3.2
Present Continuous
Aanwijzende 
VNW.
3.4
One & Ones
3.5
Veel 
3.7
Bezittelijke
VNW.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. I'm (bang) we left him at home!

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Why do zebras have (strepen)?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. My dad is going to buy me a new (pet).

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. I'm sorry. You've got the (verkeerde) number.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. I lost one of my (oorbellen).

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Today Recap unit 3 graamar

  1.  Grammar 3.1 Present Continuous
  2.  Grammar 3.2 Question Tags
  3.  Grammar 3.4 One/Ones
  4. Questions

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
Grammar 3.1
Grammar 3.1 Coursebook

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous
Subject +
Form of to be +
Verb + ing
I
Am/’m
Watching
TV.
You/we/they
Are/’re
Watching
TV.
He/she/it
Is/’s
Watching
TV.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous - Questions
Form of to be +
Subject +
Verb + ing
?
Am
I
Watching
TV?
Are
you/we/they
Watching
TV?
Is
he/she/it
Watching
TV?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous - Negative
Subject +
Form of to be +
Not
Verb + ing
I
Am/’m
not
Watching
TV.
You/we/they
Are/’re
not
Watching
TV.
He/she/it
Is/’s
not
Watching
TV.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous - Exeptions
Verbs ending in -e: have, drive, write
He is having dinner.
Verbs ending in -c: panic, picnic
She is panicking
Verbs ending in -l: label, cancel, travel
I am labelling the boxes.
verbs ending in single vowel + single consonant: sit, swim, put
I am sitting on a chair. 
Verbs ending in -ie: lie, tie, die
He is lying to me.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous - Use
You use the present continuous to talk about things going on (around) now - things that started in the past and are still going on

I am falling in love.
We're learning English right now.

Time expressions: Now, at the moment, this year, nowadays

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use the present continuous:
The barber ....... his hair.
(to cut)
A
is cutting
B
cuts
C
is cuting
D
are cutting

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the present continuous:
The man ... on the phone.
(to talk)
A
talks
B
talked
C
is talks
D
is talking

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the present continuous:
The boys ... soccer on the field.
(to play)
A
playing
B
is playing
C
are playing
D
play

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je (van mij) nog meer nodig om dit onderwerp te kunnen snappen?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Tag Questions
Grammar 3.2
Grammar 3.2 Coursebook

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tag Questions

  • Tag questions come at the end of a sentence
  • We use question tags to check something 
  • Your name is John, isn't it?
  • Your name isn't John, is it?

  • The movie is great, ........?
  • The movie = it
  • Verb (to be, can, have, do, will, should)? Yes - to be (is)
  • The movie is great, isn't it?



If the sentence is positive, the question tag is negative
If the sentence is negative, the question tag is positive
Verbs to repeat:
  • To be
  • Can
  • Have
  • Do
  • Will
  • Should
  • If there is no verb like the ones above, use do

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I am right, ...?
A
amn't I?
B
aren't I?

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The match starts at 21:00, ... ?
A
startn't it?
B
do it?
C
doesn't it?
D
does it?

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You like pizza, ... ?
A
doesn't you?
B
don't you
C
do you?
D
does you?

Slide 24 - Quizvraag

Tell them explicitly again:
After a positive sentence, the tag is negative. After a negative sentence, tag is positive.
The speaker actually asks: Is this right? Do you agree? (in Dutch)
Wat heb je (van mij) nog meer nodig om dit onderwerp te kunnen snappen?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

One vs Ones
Grammar 3.4
Grammar 3.4 Coursebook

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

One vs Ones

We use one or ones if we do not want to repeat the already mentioned noun (het al genoemde zelfstandig naamwoord). One(s) replaces  the noun. 

One -> refers to the SINGULAR noun (enkelvoud)
Ones -> refers to the PLURAL noun (meervoud)

I don't want the green apples. I want the red apples.
I don't want the green apples. I want the red ones


Do you want a big dog or a small dog?

Do you want a big dog or a small one?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

One/Ones

Gebruik: als je een zelfstandig naamwoord wilt herhalen in de zin. Eerst komt het zelfstandig naamwoord en daarna one/ones.


You've got big problems and small ones.



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij enkelvoud gebruik je:
Bij meervoud gebruik je:
Sleep one en ones achter de juiste zin
Ones
One

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the blanks:
Je kunt een ________ vervangen door one/ones wanneer je het herhaalt of in een antwoord op een vraag.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in:
Small pineapples are sweeter than big _______.
A
one
B
ones

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

One of ones?
One > enkelvoud
Ones > meervoud

Het hangt er van af of het zelfstandig naamwoord daarvoor in het enkelvoud of meervoud staat.
Let op de zin!
Do you like thrillers? This one is a must-read.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul in:
Can I have the red apples, please? I don't like the green _____
A
one
B
ones

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in:
I'm looking for new earphones, which ... are the best?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in:
Do you prefer this sandwich or that ...?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

What have your learned this lesson?
Can you give me an example?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Demonstrative Pronouns
Grammar 3.3
Grammar 3.3 Coursebook

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nearby
further away
Singular
Plural
This
That
These
Those

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je (van mij) nog meer nodig om dit onderwerp te kunnen snappen?

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Do you have questions?
A
YES, I will ask in the chat
B
Yes, I need to video chat
C
No I understand everything

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies