4m - Les 21 - modale werkwoorden

4M Les 21
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4M Les 21

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Modalverben auf Deutsch:

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent het modale ww in deze zin: Ich mag diesen Busfahrer.
A
mag
B
aardig vinden
C
moet
D
willen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het modale ww:
Wer weiß die richtige Antwort?
A
wil
B
moet
C
kan
D
weet

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het modale ww in deze zin: Ich soll zu Hause bleiben.
A
moet
B
zal
C
will
D
kan

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het modale ww in deze zin: Du darfst hier nicht rauchen!
A
moet
B
kunt
C
mag
D
zult

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Du ... nicht töten!
A
sollst
B
musst

Slide 11 - Quizvraag

Die Coach ist schmutzig. Der Hund .... darauf gelegen haben.
A
soll
B
muss

Slide 12 - Quizvraag

Mein Vater ist krank, ich ... nach Hause fahren.
A
soll
B
muss

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Noem 2 opzichten waarin deze werkwoorden afwijken van normale werkwoorden...

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Hunde _____ mit in diesen Park.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 17 - Quizvraag

_____ Sie wie spät es ist?
A
weiß
B
weißt
C
wissen
D
wisst

Slide 18 - Quizvraag

Mijn moeder wil mij helpen.
A
Meine Mutter wil mir helfen.
B
Meine Mutter wilt mir helfen.
C
Meine Mutter willt mir helfen.
D
Meine Mutter will mir helfen.

Slide 19 - Quizvraag

houden van:
Sie _____ gerne Pizza mit Oliven.
A
mögen
B
mag
C
möge

Slide 20 - Quizvraag

In Restaurants _____ er auch mit Kreditkarte zahlen.
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 21 - Quizvraag

Er _____ neue T-Shirts kaufen.
A
müss
B
muss
C
musst

Slide 22 - Quizvraag

Ik moet beter leren!
A
Ich müss besser lernen
B
Ich muss besser lernen
C
Ich must besser lernen
D
Ich musse besser lernen

Slide 23 - Quizvraag

(lusten) ..... du Spinat?
A
mögst
B
möge
C
magst
D
mage

Slide 24 - Quizvraag

kunnen: Du _______ schon sehr gut Briefe schreiben.
A
kannst
B
Könne
C
könnt

Slide 25 - Quizvraag

Ich ______ keine Jeans.
A
mög
B
möge
C
mag

Slide 26 - Quizvraag

Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
musst
B
müsst
C
söllt
D
sollt

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide