havo 1.03 tekstsoorten, schrijfdoelen, tekstverbanden

5 havo
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5 havo

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag

  • Benodigdheden vak Nederlands (readers + activatiecode)
  • Theorie: tekstsoorten, tekststructuren, tekstverbanden
  • Tekstverklaring 1.2 en (huiswerk) opdrachten bespreken
  • Woordenschat 1.2
  • Start lezen tekst 1.3

Slide 2 - Tekstslide

Tekstdoelen en meer

Slide 3 - Tekstslide

In deze les:
  • Tekstsoorten
  • Schrijfdoelen
  • Tekststructuren
  • Tekstverbanden
  • Signaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 5 - Woordweb

Tekstsoorten op examen
  • Uiteenzetting
  • Betoog
  • Beschouwing / opiniërende tekst
  • (column)

Slide 6 - Tekstslide

Tekstsoort
Tekstdoel
Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Informeren
Overtuigen
Adviseren
Activeren
Amuseren

Slide 7 - Sleepvraag

Tekstsoorten

1) Informatieve tekst / Uiteenzetting


2) Betogende tekst / betoog


3) Beschouwende tekst /
     beschouwing

Tekst-/schrijfdoelen

1) Informeren
2) Uiteenzetten

3) Overtuigen
4) Tot actie aanzetten

5) Beschouwen, opiniëren
6) Vermaken

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken uiteenzetting
  • Informatieve tekst (feitelijk)
  • Een tekst waarin je iets uitlegt, beschrijft, verklaart of meedeelt. Je blijft objectief/ geen eigen mening.

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken betoog
  • Subjectieve tekst.
  • Schrijver neemt standpunt in en beargumenteert met argumenten.
  • Bedoeld om lezers te overtuigen.

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken beschouwing
  • Zowel objectief als subjectief van aard.
  • Schrijver geeft interpretaties, verklaringen en opinies ter overweging mee.
  • Bedoeld om lezer na te laten denken en zelf een mening te laten vormen.

Slide 11 - Tekstslide

Tekststructuren:
Teksten zijn opgebouwd volgens een inleiding, middenstuk en een slot. 
Schrijvers streven ernaar om die volgens een bepaalde structuur die samenhangt met hun tekstdoel vorm te geven, zoals probleem-oplossingstructuur, argumentatiestructuur enz.
Er zijn 7 vaste tekststructuren.

Slide 12 - Tekstslide

argumentatiestructuur
deelonderwerpenstructuur
probleem/oplossingstructuur
verklaringsstructuur
stelling
argumenten voor
tegenargumenten
herhaling stelling
onderwerp
aspecten van het onderwerp
samenvatting
probleem
gevolgen
oorzaken
oplossingen
de beste oplossing
bepaald verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
verklaring/oorzaak/reden
samenvatting

Slide 13 - Sleepvraag

Tekstverbanden
Tekstverbanden zijn de relaties tussen verschillende delen van een tekst (bv. alinea’s of zinnen).
Zo kan een zin/alinea ingaan op een oorzaak:
           Het heeft al maanden niet meer geregend 
en een volgende zin/alinea op een gevolg. 
            Daardoor is de oogst van de boeren mislukt. 

Het verband: oorzaak-gevolg. 

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden
Het verband: oorzaak-gevolg. 

Signaalwoorden: door(dat), waardoor, te danken aan.

Slide 15 - Tekstslide

Signaalwoorden 
ook, bovendien → opsomming
maar, echter → tegenstelling
net als, hetzelfde → vergelijking
dat wil zeggen, bijvoorbeeld → uitleg/toelichting
als, indien → voorwaardelijk
met behulp van, om … te → doel-middel
vroeger, nu → chronologie (volgorde in de tijd)
dus, hieruit volgt → conclusie
kortom, om kort te gaan → samenvatting

Slide 16 - Tekstslide

Welke verband geeft het woordje 'kortom' aan.
A
Samenvattend
B
Voorwaardelijk
C
Temporeel
D
Vergelijkend

Slide 17 - Quizvraag

Welk verband geeft de formulering 'te wijten / te danken aan' aan?
A
Doel-middel
B
Oorzaak-gevolg
C
Redengevend
D
Toelichtend

Slide 18 - Quizvraag

Hoewel
A
Opsommend verband
B
Redengevend
C
Tegenstellend
D
Voorwaardelijk

Slide 19 - Quizvraag

Zoals
A
Voorwaardelijk
B
Voorbeeldgevend
C
Tegenstellend
D
Opsommend

Slide 20 - Quizvraag

Dus:
  • Tekststructuren --> wijze waarop tekst is opgebouwd.
  • Tekstverband --> wat meerdere tekstdelen met elkaar te
      maken hebben. Verbanden tussen alinea's of zinnen.
  • Signaalwoord --> geeft aan met welk tekstverband je te
     maken hebt; dit is de enige die in de tekst zelf staat.
  • Functiewoord --> vertelt wat de functie is van één tekstdeel.

Slide 21 - Tekstslide

Nabespreking

  • Tekstverklaring 1.2 opdrachten bespreken
  • Woordenschat 1.2 opdrachten bespreken

  • Start lezen tekst 1.3

Slide 22 - Tekstslide

Activatiecode
Ga naar Teams/ havo ne-x-havo-2425 / VAVO-student-nederlands-havo/ 5. overige info

Ga naar --> Licentie Kern Nederlands online.

Klascode: PTUV-B41U
Je kunt nu bij de drillsteroefeningen voor spelling.

Slide 23 - Tekstslide

Voorbereiden maandag a.s.
Je maakt de opdrachten in de reader tekstverklaring bij tekst 1.3.
Je maakt de woordenschat opdrachten.


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Ik kan de vijf tekstdoelen en bijbehorende tekstsoorten herkennen
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll