W16 H6 paragraaf 2 deel 1 (alleen btw)
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er? (KANO)
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de beloning van de productiefactor kapitaal?
A
Pacht
B
Loon
C
Winst
D
Rente
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de beloning van de productiefactor arbeid?
A
Pacht
B
Loon
C
Winst
D
Rente
Slide 4 - Quizvraag
Wat is arbeidsintensief?
A
Veel werken met machines
B
Werken met veel mensen
Slide 5 - Quizvraag
Wat is kapitaalintensief?
A
Mensen doen
vooral het werk.
B
Machines doen vooral het werk.
Slide 6 - Quizvraag
robot aanschafprijs: € 275.000
restwaarde: € 20.000
gebruiksjaren: 8 jaar
Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten.
restwaarde: € 20.000
gebruiksjaren: 8 jaar
Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten.
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
De inkoopprijs van een product is €5,-.
De brutowinstopslag is €4,-.
Wat is de verkoopprijs?
De brutowinstopslag is €4,-.
Wat is de verkoopprijs?
A
5
B
4
C
9
D
1
Slide 12 - Quizvraag
De inkoopprijs van een product is €10,-.
De brutowinstopslag is 20%
Wat is de brutowinstopslag in euro's
De brutowinstopslag is 20%
Wat is de brutowinstopslag in euro's
A
12
B
2
C
10
D
8
Slide 13 - Quizvraag
De inkoopprijs van een product is €10,-.
De brutowinstopslag is 40%
Wat is de verkoopprijs?
De brutowinstopslag is 40%
Wat is de verkoopprijs?
A
14
B
4
C
6
D
10
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
De verkoopprijs is €10,-
De btw is €3,-
Bereken de consumentenprijs.
De btw is €3,-
Bereken de consumentenprijs.
A
10
B
3
C
7
D
13
