In der Polizeiwache

Sprachdorf
Taaldorp is een lesvorm om de spreekvaardigheid van een vreemde taal te toetsen of te oefenen. In deze lesvorm wordt een buitenlands dorp nagebootst en voeren de deelnemers informele gesprekken. De bewoners worden gespeeld door moedertaalsprekers, docenten of oudere leerlingen. In het nagebootste dorp is bijvoorbeeld een restaurant, een politiebureau, een station of een toeristeninfo aanwezig, waar specifieke gespreksopdrachten moeten worden vervuld. Je krijgt een reisgidsje mee, waarin in steekwoorden staat wat je ongeveer moet zeggen bij elk onderdeel. Het is belangrijk dat je initiatief toont om te spreken en goed luistert en reageert op je gesprekspartner.

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Sprachdorf
Taaldorp is een lesvorm om de spreekvaardigheid van een vreemde taal te toetsen of te oefenen. In deze lesvorm wordt een buitenlands dorp nagebootst en voeren de deelnemers informele gesprekken. De bewoners worden gespeeld door moedertaalsprekers, docenten of oudere leerlingen. In het nagebootste dorp is bijvoorbeeld een restaurant, een politiebureau, een station of een toeristeninfo aanwezig, waar specifieke gespreksopdrachten moeten worden vervuld. Je krijgt een reisgidsje mee, waarin in steekwoorden staat wat je ongeveer moet zeggen bij elk onderdeel. Het is belangrijk dat je initiatief toont om te spreken en goed luistert en reageert op je gesprekspartner.

Slide 1 - Tekstslide

In der Polizeiwache (taaldorp)
Du lernst eine Anzeige zu erstatten von einem Diebstahl.
Du lernst die Fragen der Polizisten zu verstehen und zu beantworten.
Du lernst zu beschreiben was passiert ist.
Du lernst das Aussehen des Täters zu beschreiben.

Slide 2 - Tekstslide

Was wird meistens
gestohlen von Touristen?
(auf Deutsch, eventuell
Seite 50 im Buch)

Slide 3 - Woordweb

Welche Fragewörter
kennst du noch auf Deutsch?

Slide 4 - Woordweb

Was ist ...?
A
passiert
B
gebürt

Slide 5 - Quizvraag

___ ist es passiert? - Im Zug
A
Wann
B
Woher
C
Wo

Slide 6 - Quizvraag

stehlen - stahl - ___
A
gestohlt
B
gestohlen

Slide 7 - Quizvraag

sehen - ___ - gesehen
A
seh
B
sah

Slide 8 - Quizvraag

Ich möchte eine Anzeige ___
A
tun
B
erstatten

Slide 9 - Quizvraag

Hiermit öffnet man eine Tür.
A
ein Schlüssel
B
ein Zeuge

Slide 10 - Quizvraag

Diese Person hat auch gesehen was passiert ist.
A
der Zeuge
B
die Versicherung

Slide 11 - Quizvraag


A
die Handzeichnung
B
die Unterschrift

Slide 12 - Quizvraag

Toen ik =
A
Tun ich
B
Als ich

Slide 13 - Quizvraag

Ich zat =
A
Ich sitzte
B
Ich saß

Slide 14 - Quizvraag

Met wie =
A
Mit wer
B
Mit wem

Slide 15 - Quizvraag

buchstabieren =
A
boeken
B
aangifte doen
C
spellen

Slide 16 - Quizvraag

Wortschatz
Seite 50 / 51 im Buch
Übersetze (vertaal) ins Niederländische zu zweit.
Danach kontrollieren wir mit der ganzen Klasse.


Slide 17 - Tekstslide

Ubersetze: Ik wilde betalen.
(denk om leestekens en hoofdletters)

Slide 18 - Open vraag

Übersetze: Ik ben bereikbaar onder telefoonnumer ...

Slide 19 - Open vraag

tragen - ___ - getragen
A
trug
B
trüge

Slide 20 - Quizvraag

fahren - ___ - gefahren
A
fahrte
B
fuhr

Slide 21 - Quizvraag

Ein Formular ___
A
einfüllen
B
ausfüllen

Slide 22 - Quizvraag

Een half uur geleden.
A
Eine halbe Stunde gelitten.
B
Vor einer halben Stunde.

Slide 23 - Quizvraag

Gespräch
Je zit op een terras met een klasgenoot.
Je wilt betalen en merkt dat je tas weg is.
Je klasgenoot herinnert zich een man die de weg naar het station vroeg. Je klasgenoot kan z'n uiterlijk beschrijven
Je besluit aangifte te doen. Jullie gaan naar de politie.
1 leerling doet aangifte.
1 leerling is agent. Zorg dat de agent alles zo precies mogelijk te weten komt. Gebruik het aangifteformulier in het boek.

Slide 24 - Tekstslide

Anzeige schreiben
Dein Fahrrad ist gestohlen am Bahnhof von Köln.

Fülle das Formular auf Seite 53/54 im Buch aus.
Denke an eine detaillierte Beschreibung von deinem Fahrrad (Farbe, Marke, Damenfahrrad oder Herrenfahhrad)

Slide 25 - Tekstslide

Waarom gaf René W. zichzelf aan bij de politie?
A
Hij had medelijden met het winkelpersoneel gekregen.
B
Hij hoopte zo een minder hoge straf opgelegd te krijgen.
C
Hij kon er niet tegen als een ander bestraft zou worden.
D
Hij was bang om met een foto in de krant te komen.

Slide 26 - Quizvraag

Vertaal deze woorden / zinnen uit de tekst:
NL > D: het spijt me
D > NL: höflich

Slide 27 - Open vraag

Was macht der 1. Absatz (alinea) deutlich?
A
Dass das Fundbüro in Emmerich von Einbrechern geplagt wird.
B
Dass die Stadt Emmerich zu wenig Platz für Fundsachen hat.
C
Was die Stadt Emmerich mit abgegebenen Fundsachen macht.
D
Wie viele Fundsachen ihren Besitzern zurückgegeben werden.

Slide 28 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de gevonden voorwerpen als de eigenaren niet
binnen een half jaar worden gevonden? (alinea 2)
Noem drie mogelijkheden.
Beantwoord deze vraag in het Nederlands.

Slide 29 - Open vraag

Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke (gat) im 3. Absatz (alinea)?



A
billige (preisgünstig)
B
merkwürdige
C
technische

Slide 30 - Quizvraag

„Obwohl dies eine Ausnahme ist“ (Absatz 3)
Was ist hier mit „Ausnahme“ gemeint?

A
Dass Emmerich ein Fundbüro hat.
B
Dass im Fundbüro auch Geld abgegeben wird.
C
Dass Menschen, die etwas gefunden haben, es selber behalten.

Slide 31 - Quizvraag

Was kann man aus dem 4. Absatz über die Mitarbeiter
des Fundbüros schließen?


A
Sie arbeiten intensiv mit der Polizei zusammen.
B
Sie bekommen oft eine Belohnung, wenn ein Eigentümer sein Besitz wiederfindet.
C
Sie möchten das Fundbüro bei der Bevölkerung bekannt machen.
D
Sie tun ihr Bestes, Verlorenes wieder zum Eigentümer zu bekommen.

Slide 32 - Quizvraag

Vertaal deze woorden / zinnen uit de tekst:
NL > D: bureau voor gevonden voorwerpen
NL > D: bezitter
D > NL: Gegenstände

Slide 33 - Open vraag

„Viele Leute bleiben verwundert stehen“ (Absatz 1)
Worüber wundern die Leute sich?
Darüber, dass
A
ein amerikanischer Polizeihund deutsche Befehle bekommt.
B
es so viele deutsche Hunde bei der amerikanischen Polizei gibt.
C
Polizeihunde in Amerika nur selten eingesetzt werden.
D
Polizeihunde so unglaublich viele Befehle kennen.

Slide 34 - Quizvraag

Welche Frage wird im 2. Absatz beantwortet?

A
Warum ist der Deutsche Schäferhund bei der Polizei so beliebt?
B
Warum lernen amerikanische Polizisten Deutsch?
C
Welche deutsche Wörter sind schwer zu lernen?

Slide 35 - Quizvraag

Manchmal wird empfohlen einen Polizeihund auf Englisch zu trainieren. (Absatz 3) Wann ist das der Fall?

A
Wenn ein Polizeihund in Amerika gezüchtet worden ist.
B
Wenn es schwierig ist, einen deutschen Hundetrainer zu finden.
C
Wenn ein Polizist mit der deutschen Sprache zu unsicher ist.

Slide 36 - Quizvraag

“Taschendieben und Einbrechern” (Absatz 4)
Hoe worden deze in alinea 4 anders omschreven?
Schrijf het Duitse woord over uit de tekst.

Slide 37 - Open vraag

Vertaal deze woorden / zinnen uit de tekst:
NL > D: herdershond
NL > D: getraind
NL > D: zakkenrollers

Slide 38 - Open vraag

Ich möchte Anzeige ___.

Slide 39 - Open vraag

Wann ist es ___? - Vor einer Stunde.

Slide 40 - Open vraag

___ ich bezahlen wollte, bemerkte ich ...

Slide 41 - Open vraag

sehen - ___ - gesehen
A
sehte
B
sah

Slide 42 - Quizvraag

rufen - ___ - gerufen
A
rufte
B
rief

Slide 43 - Quizvraag

stehen - ___ - gestohlen
A
stiehl
B
stehlte
C
stahl

Slide 44 - Quizvraag

meine Schlüssel
meine Bankkarten
das Formular
mein Führerschein
mein Rucksack
mein Geldbeutel

Slide 45 - Sleepvraag

den Täter
Ich
habe
gesehen
nicht
Als
wollte
ich
bezahlen
Hilfe
Danke
für
Ihre

Slide 46 - Sleepvraag

Er
sprang
auf
ein
Moped
Ich
Versicherung
brauche
das Formular
für
die
Es
gab
keine
Zeugen

Slide 47 - Sleepvraag

Gespräch
Schüler A
Schüler B
Begroeting
Begroeting
Wat kan ik voor je doen? / Kan ik helpen?
Mijn rugzak is gestolen.
Wanneer is dat gebeurd?
Een uur geleden op het station.
Hoe zag je rugzak eruit?
Grijs van het merk Eastpack.
Wat zat er in je rugzak?
Een trui, mijn portemonee, mijn hotelsleutel.
Waar is het gebeurd?
Op het station, dat had ik al gezegd.

Slide 48 - Tekstslide

Gespräch
Schüler A
Schüler B
Heb je de dader gezien?
Ik heb de dader niet gezien.
Ik heb het aangifteformulier ingevuld.
Wil u hier ondertekenen?
Ja. Alstublieft.
Hoe lang bent u nog in Keulen?
Nog drie dagen.
U wordt gebeld als de uw rugzak gevonden hebben.
Dankuwel voor uw hulp.
Tot ziens.
Tot ziens.

Slide 49 - Tekstslide