H12 - Herhaling

H12 - Herhaling
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H12 - Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Maken
Samenvatten en test jezelf 
Zelfstanding en in stilte maken aub :)

Slide 2 - Tekstslide

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 3 - Quizvraag


Hoe noteer je 'homozygoot dominant?
A
aa
B
Aa
C
AA

Slide 4 - Quizvraag

Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.
Het onderzoek wijst uit dat de baby geen taaislijmziekte zal krijgen.
Welk genotype of welke genotypen kan de baby hebben?  
Sleep het vinkje naar het goede antwoord.

alleen rr
alleen Rr
alleen RR
Rr of rr
RR of Rr

Slide 5 - Sleepvraag

Mevrouw de Koning heeft blauwe ogen. Wat kan de 'code' van haar genotype wat betreft oogkleur zijn?

Slide 6 - Open vraag

De waarneembare eigenschappen (uiterlijk) van een individu noemen we het ...
A
Genotype
B
Fenotype
C
Chromosomen
D
DNA

Slide 7 - Quizvraag

Het genotype bestaat altijd uit TWEE letters (allelen), omdat...
A
Eén allel te weinig is om tot uiting te komen.
B
Er één dominant en één recessief allel is.
C
Bij elke celdeling je chromosomen gekopieerd worden.
D
Je van beide ouders chromosomen krijgt die paren vormen.

Slide 8 - Quizvraag

Een recessief allel komt alleen tot uiting als er géén dominant allel aanwezig is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Donkere vachtkleur (A) is dominant over lichte vachtkleur (a). Wat is het genotype van een cavia met lichte haarkleur?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
kun je niet weten

Slide 10 - Quizvraag

Donkere vachtkleur (A) is dominant over lichte vachtkleur (a). Wat is het genotype van een heterozygote cavia?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
kun je niet weten

Slide 11 - Quizvraag

Donkere vachtkleur (A) is dominant over lichte vachtkleur (a). Welke kleur heeft een heterozygote cavia?
A
donkere vachtkleur
B
lichte vachtkleur
C
tussen licht en donker in
D
kun je niet weten

Slide 12 - Quizvraag

Een bruine hamster wordt gekruist met een witte hamster. Alle nakomelingen zijn lichtgeel. Hoe noem je het lichtgele fenotype?
A
Intermediair
B
Codominant
C
Dominant
D
Recessief

Slide 13 - Quizvraag

Een bruine hamster wordt gekruist met een witte hamster. Alle nakomelingen zijn lichtgeel. Wat is het genotype van de nakomelingen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Kun je niet weten

Slide 14 - Quizvraag

Zie deze stamboom, kan je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 15 - Quizvraag

Zie deze stamboom. Allelen worden aangeduidt met de letter B/b
Kan je hieruit afleiden wat het genotype is van nummer 2?
A
Ja, dat is BB
B
Ja, dat is Bb
C
Ja, dat is bb
D
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn X-chromosomale genen?
A
genen die je geslacht bepalen
B
genen die alleen in het X-chrosomoom voorkomen
C
genen die in de geslachts-chromosomen voorkomen
D
genen die vlakbij het centromeer gelegen zijn

Slide 17 - Quizvraag

Wat is evolutie?

A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.

Slide 18 - Quizvraag

Waardoor werd Charles Darwin bekend?
A
Hij ontdekte Zuid Amerika
B
Hij heeft DNA ontdekt
C
Hij bedacht de evolutietheorie
D
Hij was een christen die mensen bekeerde tot het geloof in God

Slide 19 - Quizvraag

Wat concludeerde Charles Darwin uit de snavels van de vinken op de Galapagoseilanden?
A
Dat er op elk eiland verschillende soorten leefden
B
Dat de galapagosvinken heel veel verschillend voedsel aten
C
Dat verschillend voedselaanbod op elk eiland leidde tot een andere vorm van de snavel
D
Dat er veel uitwisseling was van vogels tussen de eilanden

Slide 20 - Quizvraag

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn.
Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Nee
B
Ja, van kunstmatige selectie
C
Ja, van natuurlijke selectie

Slide 21 - Quizvraag