Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
A1 Taaltraining Frans 6, pouvoir, manger, mots fréquence, 'on', devoir, manger, vraagzin
Devoirs du Chapitre 5
WB ex. 26 à 34 pages 54-57
Extra WB ex. 35 p. 57 (texte sur Tekstboek page 51)
Apprendre TB page 52
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Enseignement Professionnel
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
5 videos
.
Lesduur is:
120 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Devoirs du Chapitre 5
WB ex. 26 à 34 pages 54-57
Extra WB ex. 35 p. 57 (texte sur Tekstboek page 51)
Apprendre TB page 52
Slide 1 - Tekstslide
Chapitre 6 Bon appétit !
Comprendre le menu
TB
ab
p. 53
Slide 2 - Tekstslide
6A C'est très bon !
Comprendre une conversation au restaurant TB
1ab
c p.54
Grammaire: Vouloir (willen), Pouvoir (kunnen, mogen)
2a
bc
Commander un menu TB 3ab,
4ab
, 5a
bc
p. 56
Slide 3 - Tekstslide
Vocabulaire
à boire et à manger TB page 171
Slide 4 - Tekstslide
Vouloir et Pouvoir
Vouloir betekent 'willen'
Pouvoir betekent 'mogen en kunnen'
Slide 5 - Tekstslide
Pouvoir & vouloir
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Est-ce que je ... boire de l'eau ?
A
peut
B
peux
C
pouvez
D
peuvent
Slide 11 - Quizvraag
............ est-ce que le train arrive?
A
qui
B
où
C
quand
D
quel
Slide 12 - Quizvraag
il manque
A
er ontbreekt
B
voor wat betreft
C
hij probeert
D
blijft in contact
Slide 13 - Quizvraag
6A Exercices WB
Vocabulaire sur les aliments WB
1
, 2, 3, 4 p.59-60
Grammaire: vouloir & pouvoir WB 5, 6, 7
Expression 'il manque' WB
9
Passer une commande au restaurant WB 8, 11,12 p. 61-62
Slide 14 - Tekstslide
6B Vous mangez équilibré?
Demander des informations sur le menu TB 1ab, 2 p.57
Grammaire: boire, manger TB
3a
bc
Sur les habitudes alimentaires et style de vie TB 4ab, 5ab
c
, 6
Slide 15 - Tekstslide
Le verbe devoir (=moeten)
In de présent:
Je dois
Ik moet
Tu dois
Jij moet
Il / elle / on doit
Hij / zij / men moet
Nous devons
Wij moeten
Vous devez
Jullie moeten / u moet
Ils / elle doivent
Zij moeten
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Présent van 'manger' -->
'-er' eraf + uitgangen présent
je mang
e
Valt er iets op aan de uitgangen?
tu mang
es
Il, elle, on mang
e
nous mang
e
ons
vous mang
ez
ils mang
ent
Slide 18 - Tekstslide
habitudes alimentaires
le petit-déjeuner
le déjeuner
le goûter
le dîner
Slide 19 - Tekstslide
Décrivez vos habitudes alimentaires! Faites 5 phrases.
Je ne mange pas de…
Je mange beaucoup de…
Les matins, je mange…
J’aime beaucoup le/la/les…
Je bois surtout…
Slide 20 - Tekstslide
la fréquence
Combien de fois par semaine ?
une fois par semaine
: een keer per week
deux fois par semaine
: twee keren per week
Slide 21 - Tekstslide
Les adverbes de fréquence
(ne)...jamais = nooit
rarement = zelden
parfois = soms
de temps en temps = af en toe
souvent = vaak
toujours = altijd
tous les jours = iedere dag
Slide 22 - Tekstslide
Adverbes de fréquence
Slide 23 - Tekstslide
on
A
men, we, 'jij'
B
jullie, u
C
zij
D
hij
Slide 24 - Quizvraag
Grammatica
Met est-ce-que
Est-ce-que +
onderwerp
+
werkwoord
+
voorwerp
Est-ce-que
Jean
parle
français
?
Slide 25 - Tekstslide
(Est-ce que) tu manges bien?
'Est-ce que' wordt gebruikt in een vraagzin!
Slide 26 - Tekstslide
Qu'
est-ce
que
c'est?
Wat
is het
dat
het is?
Slide 27 - Tekstslide
Poser une question:
Est-ce que .....
Comment ........
Où (est-ce que).........
Qu'est-ce que ...
Pourquoi (est-ce que) ......
Quand (est-ce que)........
Qui ....
Combien (de)
Quel (quelle) + substantif
Slide 28 - Tekstslide
Met een vraagwoord:
Vraagwoord + est-ce que + de gewone zin
Pourquoi
est-ce que
vous êtes à la gare ? (waarom)
Quand
est-ce que
vous êtes à la gare ? (wanneer)
Qu'
est-ce que
tu fais? (wat)
Où
est-ce que
tu habites? (waar)
Combien
est-ce que
tu as payé? (hoeveel)
Slide 29 - Tekstslide
Est-ce que tu manges?
Est-ce que tu manges?
A
Wat eet jij?
B
Eet jij?
Slide 30 - Quizvraag
'Est-ce que' betekent:
A
wat
B
waar
C
heeft geen betekenis
D
waarom
Slide 31 - Quizvraag
où tu habites?
(est-ce que)
A
est-ce que tu habites où?
B
où est-ce que tu habites?
C
où tu habites est-ce que?
Slide 32 - Quizvraag
6B Exercices WB
Grammaire: boire, manger WB
14
p.63
Expression et gram.: habitudes/mots de fréquence, 'on'(men, wij, 'je'), vraagzinnen
WB 15,
16
,
17
, 18, 19, 20, 21
Slide 33 - Tekstslide
Devoirs du Chapitre 6
WB ex. 22 à 32 + 34 pages 66-70
Extra WB ex. 33 p. 69 (texte sur Tekstboek page 61)
Apprendre TB page 62
Slide 34 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
A1 Taaltraining Frans 6, pouvoir, manger, mots fréquence, 'on', devoir, manger, vraagzin, tout
Februari 2023
- Les met
39 slides
Frans
Enseignement Professionnel
Les 13 hv2 avoir,être,vraagzin zonder/met vraagwoord
September 2021
- Les met
25 slides
Frans
Enseignement Secondaire
A2 Taaltraining Frans 2 wederkerend ww, y/en, mal à, gebiedende wijs
December 2022
- Les met
40 slides
Frans
Enseignement Professionnel
A2 Taaltraining Frans 6 ce qui/ce que, Futur, bijwoord/bijvoeg.vnw
Januari 2023
- Les met
29 slides
Frans
Enseignement Professionnel
A2 Taaltraining Frans 3 betrekkelijk vnw, différ. Imparf/p.c., qu'est-ce que/qui
December 2022
- Les met
23 slides
Frans
Enseignement Professionnel
13 cours P2 18 (2a4) février
Februari 2022
- Les met
20 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 4 Hv2 GL
September 2020
- Les met
21 slides
Frans
Enseignement Secondaire
QF3 : Code 2 : Les pronoms personnels EN et Y
April 2022
- Les met
17 slides
Frans
Secundair onderwijs