Trede 21 spelling

Nederlands
Nederlands
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESOVERZICHT
  • Lesdoel: spelling (tr. 21)
  • Instructie en check
  • Verwerking/ workshop
  • Afsluiting
  • Volgende les:  leesvaardigheid > verwijswoorden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling
  • meervoud
  • verkleinwoord
  • voegwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke meervouds-vormen zijn er?
  1. Meervoud op -en
    stoelen, katten, beren
  2. Meervoud op -s
  3. vogels, toffees
  4. Meervoud op 's
    oma's
  5. Meervoud met een trema zee - zeeën

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoud - meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in enkelvoud 
en meervoud zetten. Bij het enkelvoud is er één van iets, 
bij het meervoud is er méér van iets.



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Typ een woord dat in het meervoud eindigt op ...... en

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud op -en
Woorden die eindigen op een medeklinker
krijgen meestal -en in het meervoud.

Als het voor de uitspraak nodig is, verdubbel je 
de medeklinker of verenkel je de klinker.

kat - katten (niet: *katen), 
beer - beren (niet *beeren)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud op -s
1. Veel woorden eindigen in het meervoud op een  -s.
Bijvoorbeeld: vogel - vogels, bezem - bezems

2. Ook woorden die eindigen op een klinker
krijgen in het meervoud -s
Bijvoorbeeld: niveau - niveaus, toffee - toffees 

Slide 9 - Tekstslide

Benadruk dat de lettergreepregel een uitzondering is op de regel voor het meervoud op -en.
Typ een woord dat in het meervoud eindigt op een ..... -s.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Eindigt een woord op een enkele 
a, i, o, u, y
dan krijgt het meervoud -'s.
Dat is nodig om de klank gelijk te houden. 

oma - oma's (niet: *omas)
baby - baby's (niet: *babys)

Slide 11 - Tekstslide

Benadruk dat de enkele 'e' hier niet tussen staat. Deze wordt aan het einde van een woord uitgesproken als stomme e en daar mag de -s direct achter. 
Typ een woord dat in het meervoud eindigt op ....... 's.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij sommige zelfstandig naamwoorden verandert een letter als je het meervoud schrijft:

muis - muizen
boef - boeven

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij sommige zelfstandig naamwoorden verandert een letter als je het meervoud schrijft:

laars- laarzen
vaas- vazen


uitzonderingen: mensen- wensen - kaarsen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm
van het woord avocado?

Slide 16 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op de enkele lange klinker 'o'.
Wat is de meervoudsvorm van het woord machine?

Slide 17 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op een klinker.
Wat is de meervoudsvorm
van het woord paardenbloem?

Slide 18 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker.
Wat is de meervoudsvorm van het woord dadel?

Slide 19 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker, maar de klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep: dá-del. 
Maar hoe schrijf ik dan het meervoud van zee?
A
zeeen
B
zeën
C
zeeën
D
zeen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

schrijf het meervoud op van: melodie

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het meervoud op van:
leesstrategie

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het meervoud op van:
aap

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Leren voor de toets!
Zie magister (vrijdag 16 februari).

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling
  • meervoud
  • verkleinwoord
  • voegwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoorden regels
Bij de meeste woorden zet je achter het woord -je
dorpje, stadje, kindje, flesje
Na een l, n, w, r of een klinker (a, e, i, o, u) komt -tje
stoeltje, schoentje, vrouwtje, deurtje, laatje
Na een m komt -pje
boompje, raampje
Sommige woorden krijgen -etje
Spelletje, brilletje, mannetje, sterretje, ringetje, nulletje, bonnetje, weggetje, bruggetje, spelletje

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoord van
LA
A
laatje
B
ladetje
C
la'tje
D
latje

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Schrijf het verkleinwoord:

brug

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Schrijf het verkleinwoord:

kind

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling
  • meervoud
  • verkleinwoord
  • voegwoorden

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Volgende les: leesvaardigheid: verwijswoorden

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden
Voeg-woorden

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Is gekoppeld door middel van een voegwoord
  • Voegwoord kan ook gebruikt worden bij een opsomming

Benthe en Daan fietsen samen naar huis, omdat ze in dezelfde straat wonen.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen of woorden aan elkaar plakken.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden zijn:

  • En
  • Maar
  • Dus
  • Want
  • of

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen
  • ......

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Gr3 voegwoorden, blz. 202, opdracht 1 t/m 5

Gedicht afmaken

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn voegwoorden altijd signaalwoorden??
Veel voegwoorden (zoals "omdat", "maar", "terwijl") zijn ook signaalwoorden, omdat ze een verband tussen zinnen of zinsdelen aangeven.
Sommige voegwoorden, zoals "en" of "of", verbinden alleen zinsdelen zonder een verband aan te geven, en functioneren daardoor niet altijd als signaalwoorden.
Kortom, veel voegwoorden kunnen signaalwoorden zijn, maar niet alle voegwoorden geven per se een specifiek verband aan, wat de kern van signaalwoorden is.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Link

Deze slide heeft geen instructies