H5.2 en H5.3 (combiles)

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen van deze les
  • Uitleg par. 5.2 en 5.3
  • Zelfstandig aan het werk 
  • Afronding van de les

Slide 2 - Tekstslide

Contractvormen
Tijdelijke baan ​= Bepaalde tijd​
Flexibele baan =​ Alleen werken als je nodig bent. ​
(uitzendwerk of oproepkracht.)
Vaste baan ​= Onbepaalde tijd​ met vaste uren 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Fulltime ​= vijf dagen per week, 36-40 uur. 
Parttime =​ minder dan vijf dagen per week, minder dan 36 uur.

CAO ​=​ Collectieve arbeidsovereenkomst 
(voor iedereen in die bedrijfstak). 
Arbeidsovereenkomst =​ contract met 
persoonlijke afspraken, zoals aantal uren.

Slide 4 - Tekstslide

Bruto- en nettoloon
  • In je arbeidsovereenkomst staat het brutoloon.
Uurloon X gewerkte uren
  • Uiteindelijk krijg je het nettoloon.
Dat komt er op je bankrekening.

Slide 5 - Tekstslide

Arbeidswetten
De werkgever en werknemer moet zich houden aan de:
Arbowet: Regels voor veilige en gezonde Arbeidsomstandigheden
Arbeidstijdenwet: Regels voor werk- en rusttijden

Minimumloon: Het bedrag dat een werknemer van 23 jaar of ouder minimaal moet verdienen.


Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen van deze les (5.2)
  • Aan het einde van deze les ken je de verschillende ondernemingsvormen
  • Je weet wat we bedoelen met zakelijk en privé gescheiden. 
  • Aan het einde van deze les weet je hoe een bedrijf wordt georganiseerd
  • Aan het einde van deze les weet je in welke sectoren je kan werken. Je kent de sectoren en kan voorbeelden noemen. 

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen van deze les (5.3)
  • Aan het einde van deze les weet je hoe de arbeidsmarkt eruit ziet.
  • Aan het einde van deze les weet je wanneer je bij de beroepsbevolking hoort.
  • Aan het einde van deze les kan je de arbeidsparticipatie berekenen.
  • Aan het einde van deze les weet je wat de informele sector en formele sector is.

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandige
  • Een zelfstandige is iemand die met een eigen onderneming zijn inkomen verdient
  • Je verdient geld door goederen en/of diensten aan klanten te verkopen
  • Een zelfstandige moet zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK)

Slide 9 - Tekstslide

Eenmanszaak 
Eén persoon is de eigenaar
Er kan wel personeel in dienst zijn 
Privé aansprakelijk. Als de eenmanszaak schulden heeft, 
moet de eigenaar die desnoods met zijn privégeld betalen.

Een zzp'er  is een zelfstandige zonder personeel. 

Slide 10 - Tekstslide

Een zzp'er kan personeel in dienst hebben
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Vennootschap onder firma (vof)

Een ondernemingsvorm waarbij meer eigenaren samen de leiding hebben
Privé aansprakelijk 


Waarom?
De investering en taken kunnen verdeelt worden.
Minder werkdruk en kleiner risico.

Slide 12 - Tekstslide

Naamloze vennootschap (nv)
De aandeelhouders zijn de eigenaren
Iedereen kan de aandelen kopen
De waarde van de aandelen kunnen stijgen of dalen


Waarom aandelen kopen van een nv?
- De aandelen kunnen stijgen
- De aandeelhouders hebben recht op een deel van de winst (Dividend)

Slide 13 - Tekstslide

Besloten vennootschap (bv) 
Bijna hetzelfde als de de nv
Verschil: Niet iedereen kan zomaar aandelen kopen

Slide 14 - Tekstslide

Ondernemingsvormen samengevat
Eigenaar?
Privé aansprakelijk?
Eenmanszak
1 eigenaar
Ja
VOF
2 of meer eigenaren
Ja 
NV
(Onbekende) Aandeelhouders
Nee
BV
Aandeelhouders
Nee

Slide 15 - Tekstslide

Oliemaatschappij Shell is een ...
A
Eenmanszaak
B
NV
C
BV
D
VOF

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Arbeidsverdeling 
De taken worden onder de werknemers verdeeld 
Specialisatie: Iedere werknemer doet waar die goed in is

Organigram:

Slide 18 - Tekstslide

Productiesectoren
Primaire sector
- Landbouw
- Visserij
- Winning van delfstoffen
Secundaire sector
- Industrie
- Bouw
- Ambachten (bakker)
Tertiaire sector
- Commerciële dienstverlening, bijv. winkels, banken, transportbedrijven
Quartaire sector
- Niet- commerciële dienstverlening, bijv. gezondheidszorg, onderwijs, overheidsdiensten
1.
2.
3.
4.

Slide 19 - Tekstslide

Arbeidsmarkt 
'Geheel van vraag en aanbod'
Vraag: Werkgevers (baas)
Aanbod: Beroepsbevolking 

De vraag bepaalt de werkgelegenheid 
Werkgelegenheid: Alle arbeidsplaatsen van bedrijven en de overheid.

Slide 20 - Tekstslide

Het aanbod op de arbeidsmarkt komt van de...?
A
Werkgevers
B
Werknemers

Slide 21 - Quizvraag

Beroepsbevolking 
Iedereen tussen de 15 jaar en pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.

Wanneer ben je werkloos? 'Geen werk, maar wel op zoek naar werk.           Iemand die niet wilt werken hoort dus niet bij de beroepsbevolking.'

Werkloosheid: Als het aanbod 
(beroepsbevolking) groter is dan 
de vraag (arbeidsplaatsen/werkgevers).

Slide 22 - Tekstslide

Hoor jij bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Waar werk je?
  • Formele sector: Je werkt voor geld en betaalt belasting en premies. Je bent geregistreerd bij het CBS. (wit werken)
  • Informele sector: Je werkt onbetaald en je bent niet geregistreerd bij het CBS. Denk aan vrijwilligerswerk. (grijs werken)
  • Zwart werken: Je werkt ergens betaald en je bent niet geregistreerd.        Je betaalt geen belasting of premies. (strafbaar)

Slide 24 - Tekstslide

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 
  • Huiswerk maken: 2 t/m 13 (H5.2) en 2 t/m 14 (H5.3)

  • Maken eigen samenvatting 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Tot de volgende keer!

Slide 26 - Tekstslide