Les 2 Rekenen Verhoudingen Herkennen en Gebruiken

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Verhoudingen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Welke verhouding hoort bij de afbeelding?
A
1 rode vierkantjes :3 witte vierkantjes
B
2 rode vierkantjes : 3 witte vierkantjes
C
2 rode vierkantjes :5 witte vierkantjes

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de verhouding
appel : banaan
A
2:3
B
2:5
C
3:2

Slide 8 - Quizvraag

Geef de verhouding tussen de grijze vierkantjes en de groende vierkantjes. Sleep de verhouding naar het plaatje
3:5
4:5
1:5

Slide 9 - Sleepvraag

De verhouding van het aantal blauwe mappen met het aantal zwarte mappen is
2 blauwe mappen : 4 zwart mappen. Wat is de kleinste verhouding?
A
1 blauwe map staat tot 2 zwarte mappen
B
1 blauwe map staat tot 3 zwarte mappen
C
kan niet kleiner

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Extra oefenmateriaal

Slide 19 - Tekstslide

Een verhoudingstabel is een bijzondere tabel.

De bovenkant van de tabel heeft steeds te maken met de onderkant van de tabel. 

De bovenkant van de tabel x6 
dan ook !!!
de onderkant van de tabel x6

Slide 20 - Tekstslide

x2
krat
    1
     2
    6
bidons
    8
    56
Hoeveel bidons zijn dat?  
x3
x 2
16
48

Slide 21 - Sleepvraag

x2
krat
    1
     2
    6
bidons
    8
     4
  48
    56
Hoeveel kratten zijn dat?  
x2
x3
x3
x7
1 + 6
7

Slide 22 - Sleepvraag


Dit een verhoudingstabel?
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag


Dit een verhoudingstabel?
    2
    6
   20
    5
    9
   50
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag


Dit een verhoudingstabel?
    2
    6
    8
    5
    15
   20
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Uitleg
Je ziet hiernaast 3 witte vierkantjes en 6 rode vierkantjes. Je kan zeggen dat de verhouding 3 staat tot 6 is. 
3:6

Slide 26 - Tekstslide

Uitleg
De verhouding witte vierkantjes en rode vierkantjes is  ==>   3:6
Om een verhouding zo duidelijk mogelijk te maken, schrijf je een verhouding zo klein mogelijk
3:6 wordt zo klein mogelijk 
1:2  
( bij een wit vierkantje horen 2 rode vierkantjes) 

Slide 27 - Tekstslide

Om groene verf te mengen mengt de schilder 2 delen gele verf met 6 delen blauwe verf. Wat is de kleinste verhouding?

Slide 28 - Open vraag

Vijf boeketten maken
De bloemmist gaat nu vijf dezelfde boeketten maken. De boeketten hebben de verhouding rode tulpen : gele tulpen als 3:7. 
Als ze vijf boeketten in dezelfde verhouding gaat maken heeft 
3 x 5 = 15 rode tulpen nodig
en
7 x 5 = 35 gele tulpen nodig

Slide 29 - Tekstslide

Dezelfde bloemist maakt 7 boeketten met dezelfde verhouding namelijk 3 rode tulpen: 7 gele tulpen. Hoeveel rode en gele tulpen heeft de bloemist nodig voor deze 7 boeketten?
A
6 rode tulpen 14 gele tulpen
B
30 rode tulpen 70 gele tulpen
C
20 rode tulpen 49 gele tulpen
D
21 rode tulpen 49 gele tulpen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een verhouding?

Slide 31 - Tekstslide

Wat is een verhouding?
Een verhouding geeft een verband aan tussen twee of meer getallen. Je kunt een verhouding gebruiken om een prijs, een aantal of een hoeveelheid uit te rekenen.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Rekenen met verhoudingen
We komen ze elke dag tegen!

Slide 34 - Tekstslide

Jim en zijn cupcakes.
Omdat de studenten en begeleiders van Thomas More de afgelopen tijd zó goed hun best gedaan hebben, heeft Jim besloten cupcakes voor de studenten en de begeleiders te gaan bakken. Hij moet 150 cupcakes maken, want hij lust er zelf ook wel één!

Slide 35 - Tekstslide

Ingrediënten voor 12 cupcakes:
  • 200 gram boter
  • 144 gram suiker
  • 1 zakje vanillesuiker
  • 200 gram zelfrijzend bakmeel
  • snufje zout 
Vraag: Hoeveel kilogram suiker heeft Jim nodig om 150 cupcakes te kunnen maken?

Slide 36 - Tekstslide

Hoeveel kilogram suiker heeft Jim nodig om 150 cupcakes te kunnen maken?

Slide 37 - Open vraag

Antwoord en uitwerking:

Jim heeft 1,8 kilogram suiker nodig om 150 cupcakes te kunnen maken.



1800 gram is 1,8 kilogram.
Gram suiker
144
12
1200
600
1800
Aantal cupcakes
12
1
100
50
150

Slide 38 - Tekstslide

Jelle bestelt 12 kratten met paprika’s erin. Dit zijn in totaal 216 paprika’s. In iedere krat zitten evenveel paprika’s. Hij besluit om nog 14 kratten bij te bestellen.

Hoeveel paprika’s zitten er in 14 kratten?
A
216
B
2036
C
252
D
3024

Slide 39 - Quizvraag




Reken eerst 1 krat uit, zodat je daarna makkelijker 14 kratten uit kunt rekenen.
Om 1 krat uit te rekenen deel je 12 door 12. 

Als je dat bij kratten doet, moet je dat ook bij paprika’s doen, anders klopt de verhouding niet meer. De som wordt 216 : 12= 18.

Om 14 kratten uit te rekenen vermenigvuldig je 18 met 14. De uitkomst van deze som is 252. Het antwoord is dus 252 paprika’s.


Slide 40 - Tekstslide

Hetty slaapt per nacht 370 minuten en Joke slaapt per twee nachten 12 uur en 20 minuten.

Wie slaapt het langst per nacht?
A
Hetty
B
Joke
C
Even lang

Slide 41 - Quizvraag

Vraag: 
Hetty slaapt per nacht 370 minuten en Joke slaapt per twee nachten 12 uur en 20 minuten.
Uitwerking
Ze slapen beiden even lang

Je rekent deze som uit door middel van drie verhoudingstabellen:


Slide 42 - Tekstslide

Hoe gaat het bij jou met het rekenen met verhoudingen?
A
B
C

Slide 43 - Quizvraag