In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
3HA Andere tijden
Herhaling
Slide 1 - Tekstslide
In november 1945 werd in Rotterdam een lichtreclame onthuld met de tekst: ‘Aan de slag, Rotterdammers weten van aanpakken’
Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Wederopbouw
B
Marshallplan
C
Koude Oorlog
D
Verzorgingsstaat
Slide 2 - Quizvraag
Periode van wederopbouw
Periode na de wederopbouw
Consumptiemaatschappij
Hard werken
lage lonen
stijgende lonen
periode na 1960
periode tussen 1945 en 1960
Slide 3 - Sleepvraag
A De Nederlandse economie groeide hard en de welvaart nam toe. B De Nederlandse regering maakte afspraken over een geleide loon- en prijspolitiek. C De seksuele moraal en de verhouding tussen mannen en vrouwen veranderden. D Jongeren begonnen zich met een eigen cultuur af te zetten tegen hun ouders. E Kabinetten van verschillende partijen bouwden de verzorgingsstaat op.
Welk antwoord is juist?
A
Feit B is een gevolg van feit A.
B
Feit E is een oorzaak van feit B.
C
Feit D is een gevolg op korte termijn van feit B.
D
Feit B is een indirecte oorzaak van feit C.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een verzorgingsstaat?
A
Een land waar genoeg artsen zijn voor de burgers.
B
Een land waar genoeg ziekenhuizen zijn voor de burgers.
C
Het overzicht van de kosten van alle uitkeringen
D
Een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is.
Slide 5 - Quizvraag
Waarom werd de verzorgingsstaat bedacht?
A
Om Nederland weer op te bouwen
B
Om de armoede en ellende van jaren 30 te voorkomen
C
Om nieuwe oorlog te voorkomen
D
Iedereen boven de 65 kreeg een AOW
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een verzorgingsstaat?
A
Iedereen heeft recht op gratis gezondheidszorg
B
De overheid zorgt voor uitkeringen voor zwakkeren
C
Iedereen heeft recht op gratis onderwijs
D
De overheid zorgt voor uitkeringen voor de ouderen
Slide 7 - Quizvraag
Welk begrip past bij de invoering van de AOW?
A
loonmatiging
B
verzorgingsstaat
C
doorbraak
D
verzuiling
Slide 8 - Quizvraag
Welke zin over de verzorgingsstaat is juist.
A
Bejaarden krijgen een uitkering
B
Gehandicapten moeten zelf zorgen voor voldoende inkomen.
C
Gezonde jongeren hoeven niet te werken.
D
Mensen die werkeloos worden, moeten hulp vragen bij familie.
Slide 9 - Quizvraag
Welk begrip past bij: 'sparen voor luxeartikelen'.