Over taal blok 1 Op Niveau

Over Taal - blok 1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Over Taal - blok 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij vandaag doen? 
  • Over taal blok 1 
  •  Afspraken en regels 
  • Leerdoelen
  • Theorie bespreken 
  • Zelfstandig werken aan de opdrachten 
  • Evaluatie 

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken en regels 
  • Je bent op tijd in de klas!
  •  Telefoon thuis of in de kluis!
  • Opgeladen Chromebook 
  • 1e keer waarschuwing 
  • 2e keer strafwerk
  • 3e keer nablijven
  • Kauwgom/snoep in de prullenbak --> nu nog kans om het weg te gooien
  • Als ik aan het woord ben, zijn jullie stil --> ook als jullie klasgenoten iets vragen, geen opmerkingen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 
Na deze les:
  • begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  • ken je de betekenis van tien woorden die met school te maken hebben;
  • kun je woorden in alfabetische volgorde zetten;
  • kun je herkennen wat een omschrijving, synoniem en tegenstelling is.

Slide 4 - Tekstslide

Schooltaalwoorden
Op school gebruik je woorden die je thuis meestal niet gebruikt --> schooltaalwoorden. Deze woorden heb je bij alle vakken nodig.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Klik het juiste antwoord aan.
Schooltaalwoorden zijn....
A
woorden die je in een woordenboek kunt opzoeken
B
woorden die een docent soms op school gebruikt.
C
woorden die je vaak op school gebruikt.
D
woorden die je niet nodig hebt bij het lezen van een tekst.

Slide 7 - Quizvraag

Klik het juiste antwoord aan.
Als je iets beschrijft, dan...
A
vertel je hoe iets is
B
geef je het een naam
C
beveel je het aan
D
schrijf je het op

Slide 8 - Quizvraag

Klik het juiste antwoord aan.
Als je iets benoemt, dan...
A
vertel je hoe iets is
B
geef je het een naam
C
beveel je het aan
D
schrijf je het op

Slide 9 - Quizvraag

Klik het juiste antwoord aan.
Als je iets vergelijkt, dan...
A
bewijs je het
B
stel je het vast
C
zeg je dat iets bevat
D
zoek je verschillen en overeenkomsten

Slide 10 - Quizvraag

Welke combinatie vind je leuk? Alles met stippeltjes of juist niet?
combinatie =
A
met een duidelijk doel
B
hoger worden
C
wat samen een geheel vormt
D
boosheid omdat iets niet lukt

Slide 11 - Quizvraag

Woorden in een thema 
Soms hebben moeilijke woorden met elkaar te maken. Een tekst gaat bijvoorbeeld over het onderwerp ‘school’. Als je in de tekst een moeilijk woord tegenkomt, zoek dan een betekenis die bij het onderwerp ‘school’ past. Zo kun je bedenken dat de les ‘lichamelijk opvoeding’ misschien de ‘gymles’ is.

Slide 12 - Tekstslide

Alfabetische volgorde 
De woorden in een woordenboek staan op alfabetische volgorde. Je moet het alfabet goed kennen als je een woord wilt opzoeken.
Als je woorden op alfabetische volgorde zet, kijk je naar de eerste letter. Als deze beginletter hetzelfde is, kijk je naar de tweede letter. Als ook deze letter hetzelfde is, kijk je naar de derde letter. En zo ga je verder. 

Slide 13 - Tekstslide

Alfabetische volgorde (2)
Bij de y en de ij moet je opletten. De y komt voor de z en de
 ij = i + j, net zoals je het typt.
Een woord dat met y begint zoek je dus aan het eind van het woordenboek, bij de y (de letter voor de z). Het woord ijverig zoek je op bij de i, want het heeft als eerste letter een i en als tweede letter de j.

Slide 14 - Tekstslide

Betekenis van een woord uitzoeken
Soms lees je in een tekst een moeilijk woord. Je kunt dan kijken of andere woorden in de tekst je iets vertellen over de betekenis van dat moeilijke woord. Dat kan zijn:

  • een omschrijving van het moeilijke woord,
  • een synoniem van het moeilijke woord --> een woord dat hetzelfde betekent, 
  • het tegenovergestelde van het moeilijke woord.


Slide 15 - Tekstslide

Vul de goede letter in.
Gebruik het alfabet als je twijfelt: A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
De letter direct voor de B is de?
A
A
B
P
C
C
D
D

Slide 16 - Quizvraag

Vul de goede letter in.
Gebruik het alfabet als je twijfelt: A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
De letter direct na de K is de?
A
A
B
L
C
M
D
N

Slide 17 - Quizvraag

Sanctie zoek je op in deel
A
Deel 1 is A t/m E
B
Deel 2 is F t/m J
C
Deel 3 is K t/m O
D
Deel 4 is P t/m U

Slide 18 - Quizvraag

Zet de woorden op alfabetische volgorde.
rooster- tussenuur- brugklas- project
A
rooster- tussenuur- brugklas- project
B
tussenuur-rooster- project- brugklas
C
brugklas- tussenuur-project- rooster
D
brugklas - project- rooster- tussenuur

Slide 19 - Quizvraag

Quizizz
Joinmyquiz.com


https://quizizz.com/admin/quiz/66e8177e4bca0a06d7764a40?source=quiz_share

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag! 
  • Je gaat de opdrachten over taal, blok 1 maken.  

Slide 21 - Tekstslide

Evaluatie:
Wat vond je van de les?
Wat vind je nog moeilijk?
Wat kan de docent de volgende keer beter doen?
Wat doet de docent goed?
Weet je wat een schooltaalwoord is?
Weet je hoe je woorden in een woordenboek opzoekt?
Weet je hoe je woorden op alfabetische volgorde zet?

Slide 22 - Open vraag