WISK X HOOFDSTUK 4 Tabel en grafiek - Les 4.3 Tabel, grafiek en diagram

WISK - X
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Secundair onderwijs

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WISK - X

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
HOOFDSTUK 4   
TABEL EN GRAFIEK 
LES4.3
Tabel, grafiek en diagram

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg tekens in je boek
  • Nieuwe woorden.  
  • Oefening met de klas.
  •  Nazeggen.
  •  Leren. 
  • Invuloefening/trek een lijn
  • Kleuren. 
  • Oefening met een vraag. 
  • Oefening met zoeken. 
  • Oefening waarbij met een liniaal getekend wordt.
  •  Oefening waarbij de rekenmachine gebruikt wordt. 
  • Spel. 

Slide 3 - Tekstslide

Hieronder staat een tabel. De tabel gaat over het aantal inwoners van Groningen.
In een tabel kan je snel gegevens van een onderzoek aflezen. Een tabel bestaat altijd uit rijen en kolommen. Rijen horizontaal en kolommen zijn verticaal.
De tabel over het aantal inwoners van Groningen heeft 6 kolommen en 2rijen

Slide 4 - Tekstslide

Nazeggen
  • horizontaal
  • verticaal
  • het assenstelsel
  • de oorsprong

Slide 5 - Tekstslide

Horizontaal en verticaal
Welke lijnen zijn horizontaal?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 6 - Quizvraag

Horizontaal en verticaal
Welke lijnen zijn verticaal?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 7 - Quizvraag

Coördinaten
Met coördinaten kan je de plek van een punt in het assenstelsel aangeven. Je noemt altijd de x-coördinaat en daarna de y-coördinaat. Coördinaten worden bij wiskunde tussenhaakjes geschreven.
  • Om vanaf de oorsprong bij punt A te komen, ga je 4 naar rechts (x-as) en 3 omhoog (y-as). De coördinaten van punt A zijn: (4,3)  
  • Om vanaf de oorsprong bij punt B te komen, ga je 4 naar rechts                                                              (x-as) en 0 omhoog (y-as). De coördinaten van punt B zijn: (4,0)  
  • Om vanaf de oorsprong bij punt C te komen, ga je 1 naar rechts                                                             (x-as) en 3 omhoog (y-as). De coördinaten van punt B zijn: (1,3)  
  • Om vanaf de oorsprong bij punt D te komen, ga je 0 naar rechts                                                                  (x-as) en 5 omhoog (y-as). De coördinaten van punt B zijn: (0,5)  

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwe woorden.
Schrijf de woorden in jouw taal.
de coördinatoren/ de assen/links/rechts/naar boven/naar beneden

Slide 9 - Open vraag

Nazeggen
  • de coördinatoren
  • de assen
  • links
  • rechts
  • naar boven
  • naar beneden    

Slide 10 - Tekstslide

Een figuur tekenen
  • Deze opdracht staat in je boek op blz. 120. 

Slide 11 - Tekstslide

Elk punt in je assenstelsel heeft twee coördinaten. De eerste                                      heet de x-coördinaat. De tweede heet y-coördinaat. 

Als beide coördinaten hele getallen zijn (zonderdecimalen), dan is het punt een roosterpunt. Een roosterpunt ligt in het assenstelsel op een snijpunt van twee roosterlijnen.
vb.
A(2,5)
2en5 zijn hele getallen. A is dus een roosterpunt. 
A ligt op een snijpunt van twee roosterlijnen.

B(3½,2 )
3½ is geen heel getal. A is dus een roosterpunt.
B ligt niet op een snijpunt van twee roosterlijnen
Let op: Je kan de coordinaten van punt B  op twee manieren opschrijven. B(3,5; 2 ) 

Slide 12 - Tekstslide

Bespreek met de klas
Waarom kan je niet B(3,5,2) schrijven?

Slide 13 - Tekstslide

Nieuwe woorden.
Schrijf de woorden in jouw taal.
verbind/het roosterpunt/de roosterlijn/de x-coordinaat/ de y-coördinaat

Slide 14 - Open vraag

Nazeggen
  • verbind
  • het roosterpunt
  • de roosterlijn
  • de x-coordinaat
  • de y-coördinaat     

Slide 15 - Tekstslide

Zet een cirkel om alle roosterpunten
Deze opdracht staat in je boek op blz. 122. 

Slide 16 - Tekstslide

Extr

Slide 17 - Tekstslide

Taak 4.2 Het assenstelsel
  • Maak de taken van Blz. 123 tot en met blz. 125
  • Doe dit in stilte (stoplicht)

  • Heb je de taken niet af dan is het huiswerk
  • Als je de taken af hebt laat je dit aftekenen/zien.

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg tekens in je boek
  • Nieuwe woorden.  
  • Oefening met de klas.
  •  Nazeggen.
  •  Leren. 
  • Invuloefening/trek een lijn
  • Kleuren. 
  • Oefening met een vraag. 
  • Oefening met zoeken. 
  • Oefening waarbij met een liniaal getekend wordt.
  •  Oefening waarbij de rekenmachine gebruikt wordt. 
  • Spel. 

Slide 19 - Tekstslide