Leven van Jezus oefenen

Wie had de tempel in de tijd
van Jezus laten bouwen?
A
Herodes Archelaüs
B
Herodes de Grote
C
Herodes Antipas
D
Herodes Agrippa
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
GodsdienstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wie had de tempel in de tijd
van Jezus laten bouwen?
A
Herodes Archelaüs
B
Herodes de Grote
C
Herodes Antipas
D
Herodes Agrippa

Slide 1 - Quizvraag

Wie was keizer in Rome rond de geboorte van Jezus?
A
Caesar
B
Herodes
C
Augustus
D
Nero

Slide 2 - Quizvraag

Wat plaatste Herodes boven de ingang van de tempel?
A
Afbeelding van een varken
B
Afbeelding van een adelaar
C
Afbeelding van de keizer
D
Afbeelding van hemzelf

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet het gebouw waar Joden in samenkomen?
A
Kerk
B
Synagoge
C
Moskee
D
Tempel

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurde wel in de tempel, maar niet in de synagoge?
A
Bidden
B
Lezen uit de Tora
C
Offeren
D
Discussie over de uitleg van de Tora

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent de naam Jezus
A
God is met ons
B
God is bij je
C
God redt
D
God zal voor je zorgen

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent de naam Messias
A
Gezalfde
B
Redder
C
Vredevorst
D
Gezondene

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent evangelie?
A
Goed verhaal
B
Goed nieuws
C
Goede boodschap
D
Goede gebeurtenis

Slide 8 - Quizvraag

Wie schreef er GEEN evangelie?
A
Lucas
B
Markus
C
Paulus
D
Johannes

Slide 9 - Quizvraag

wat betekent:
discipelen
A
hulp aan armen
B
geld geven
C
leerlingen
D
dienaren

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel discipelen had Jezus?
A
Zeven
B
Tien
C
Twaalf
D
Twintig

Slide 11 - Quizvraag

Zijn 'discipelen' hetzelfde als de 'apostelen'?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een apostel?
A
Iemand die gezonden is
B
Een leerling van Jezus
C
Iemand die zich bekeert tot het christendom
D
Iemand die brieven schrijft

Slide 13 - Quizvraag

Farizeeërs zijn
A
Romeinse militairen
B
uitleggers van de Tora
C
zeer gelovige christenen
D
Joodse handelaren

Slide 14 - Quizvraag

Welk beroep had Zacheüs?
timer
0:20
A
Wetgeleerde
B
Soldaat
C
Tollenaar
D
Farizeeër

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een tollenaar?
A
Timmerman
B
Belastingbetaler
C
Belastingambtenaar
D
Visser

Slide 16 - Quizvraag

Jezus ging naar de tollenaars omdat:
A
Hij belasting moest betalen.
B
Hij ze wilde straffen.
C
Hij ze lief had.
D
Hij niet bij de schriftgeleerden wilde zijn.

Slide 17 - Quizvraag


Wat is een Gelijkenis
A
Een waargebeurd verhaal in de tijd van Jezus
B
Een voorbeeldverhaal over Gods nieuwe wereld.
C
Een sprookje met een moraal.
D
Een wiskundige term waar je iets van kunt leren.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen gelijkenis?
A
5 broden en 2 vissen
B
De verloren zoon
C
De barmhartige Samaritaan
D
De arbeiders in de wijngaard

Slide 19 - Quizvraag

De verloren zoon, wat is het gewone of alledaagse aan dit verhaal?
A
dat de jongste zoon niet meer thuis wil blijven
B
dat hij al zijn geld opmaakt
C
dat hij in de problemen komt en honger lijdt
D
alle drie zijn 'normaal'

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een rabbi?
A
Priester
B
Profeet
C
Rechter
D
Leraar

Slide 21 - Quizvraag

De verloren zoon, wat is de bijzondere wending in dit verhaal?
A
dat zijn geld op raakt en hij honger krijgt
B
dat hij weer naar huis wil
C
dat hij vergeving vraagt aan zijn vader
D
dat zijn vader zó blij is met zijn terugkomst

Slide 22 - Quizvraag

Wat zegt het verhaal van
de verloren zoon over
het Koninkrijk van God?
timer
1:00
A
Het Koninkrijk van God is alleen voor goede mensen
B
God houdt van iedereen, ook tollenaars
C
God vergeeft je als je spijt hebt
D
God wil niet dat je van huis wegloopt

Slide 23 - Quizvraag

Wie is volgens Jezus je naaste? (Heb je naaste lief)
A
Je familie en vrienden
B
Alle mensen de je kent
C
De mensen die naast je zijn
D
Iedereen op de wereld

Slide 24 - Quizvraag

wat is de kern van de 10 geboden?
A
God liefhebben
B
Jezelf liefhebben
C
Je naaste liefhebben
D
God liefhebben en je naaste als jezelf

Slide 25 - Quizvraag

Welke twee personen passeerde het slachtoffer, voor de barmhartige Samaritaan arriveerde?
A
Eerst een handelaar, daarna een priester
B
Eerst een andere samaritaan, daarna een rover
C
Eerst een priester, daarna liviet
D
De eerste zullen de eerste laatste zijn

Slide 26 - Quizvraag

Hoe was de band tussen Joden en Samaritanen?
A
Goede band, vriendschappelijk
B
Neutraal, gingen wel met elkaar om maar geen vrieden
C
erg veel haat

Slide 27 - Quizvraag

Wat is niet waar over Samaritanen?
A
Zij werden niet als echte Joden gezien
B
Zij hadden een andere mening over de tempel
C
Zij waren achtergebleven toen Israël in ballingschap ging
D
Zij zagen net als de Joden de Tenach als Woord van God.

Slide 28 - Quizvraag

Waarom was het bijzonder dat Jezus in gesprek ging met de Samaritaanse vrouw?
A
Mannen mochten niet met vrouwen praten
B
Joden en Samaritanen haatten elkaar
C
Deze vrouw was verstoten door haar vrienden/familie
D
Alle drie zijn waar

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het bijzondere in de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan?
A
Dat die man halfdood wordt achtergelaten
B
Dat hij geen hulp krijgt van priester en leviet
C
Dat hij wel hulp krijgt van een vijand
D
B en C zijn waar

Slide 30 - Quizvraag

Wat kostte het de Samaritaan om te helpen?
A
Alleen geld
B
Alleen tijd
C
Alleen liefde
D
Tijd, geld en liefde

Slide 31 - Quizvraag

waarom liepen de priester en leviet de gewone samaritaan voorbij?
A
vanwege de reinheidsregels voor het dienen in de kerk
B
omdat ze bang waren te laat te komen
C
vanwege de reinheidsregel dat je nooit een dode mag aanraken
D
Omdat het om een Samaritaan ging

Slide 32 - Quizvraag

Hoeveel geld kreeg de laatste groep arbeiders in de wijngaard?
A
Ze kregen niks
B
Evenveel als de andere groepen
C
Minder dan de andere groepen
D
Meer dan de andere groepen

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de betekenis van de gelijkenis over de arbeiders in de wijngaard
A
Het maakt niet uithoe lang je bij God hoort, je krijgt evenveel van Hem
B
Het maakt God niet uit hoe veel je doet voor Hem
C
God wil dat iedereen heel hard werkt voor zijn geld
D
God wil dat iedereen elkaar rechtvaardig betaalt

Slide 34 - Quizvraag