2H6 - oefentoets H1-4

2H6 - oefentoets H1-4
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2H6 - oefentoets H1-4

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent 'Evangelie'?
A
Slecht nieuws
B
Verhaal van Jezus
C
Goede boodschap
D
Verhaal over engelen

Slide 2 - Quizvraag

Wie is geen schrijver van een Evangelie?
A
Marcus
B
Lucas
C
Johannes
D
Paulus

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een profetie?
A
Een soort voorspelling
B
Een mooi lied
C
Een professor die eet
D
Een boodschapper van God

Slide 4 - Quizvraag

Pax Romana is...
A
... Romeinse vrede
B
... vrede van Christus
C
... vrede van de keizer
D
... Herodiaanse vrede

Slide 5 - Quizvraag

Opdracht 4 - Waar zal Jezus volgens Micha worden geboren?

Slide 6 - Open vraag

Wat is een protectoraat?
A
Een bezet gebied
B
Een plaatsvervanger
C
Een duur horloge
D
Een Romeinse keizer

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent de naam 'Jezus'?
A
Zoon van God
B
God redt
C
Gezalfde
D
Bijzonder kind

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent Immanuël?
A
God redt
B
God leeft
C
God met ons
D
God regeert

Slide 9 - Quizvraag

De geboorte van Jezus wordt herdacht met?
A
Kerst
B
Pasen
C
Pinksteren
D
Hemelvaart

Slide 10 - Quizvraag


Toen Jozef ontdekte dat Maria zwanger was
A
Besloot hij met haar te trouwen.
B
Wilde hij de verloving uitmaken.
C
Stuurde hij Maria een tijdje elders.
D
Verscheen hem een engel die zei dat hij naar Egypte moest gaan.

Slide 11 - Quizvraag

Waarom is het zo bijzonder dat de herders worden uitgenodigd voor het feestje?
A
Ze werden midden in de nacht uitgenodigd
B
Ze waren buitenbeentjes
C
Ze waren geen familie
D
Wie moest er dan op hun schapen passen?

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vonden de wijzen de weg naar de stal?
A
door de kerstverlichting
B
door een ster
C
doordat iemand de weg wees
D
omdat de profeten het hadden voorgezegd

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent 'Messias'?
A
God redt
B
redder
C
gezalfde
D
leider

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent 'Christus'?
A
Redder
B
Messias
C
Heer
D
Gezalfde

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemt Jezus zichzelf?
A
De redder van de wereld
B
Het licht van de wereld
C
De genezer van de wereld
D
De profeet van de wereld

Slide 16 - Quizvraag

De adventstijd is voor christenen de aanloop tijd naar kerst. Hoe lang duurt deze periode?
A
4 dagen
B
4 weken
C
2 dagen
D
2 weken

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent het woord
'Advent'?
A
Komst
B
Kaarsen
C
Aftellen
D
Licht

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent het woord discipel?
A
leraar
B
leerling
C
familie
D
kind

Slide 19 - Quizvraag

Met de term "koninkrijk van God" bedoelt Jezus
A
de tijd waarin Gods macht over heel de wereld zichtbaar wordt
B
de hemel
C
Kanaän, het land waar Israël woont

Slide 20 - Quizvraag

Welk beroep had Zacheüs?
A
Wetgeleerde
B
Soldaat
C
Belastinginner (tollenaar)
D
Priester

Slide 21 - Quizvraag

Waarom werd Zacheüs door de mensen buitengesloten?
A
Omdat hij teveel belasting vroeg
B
Omdat hij geld in zijn eigen zak stak
C
Omdat de mensen een hekel hadden aan tollenaren
D
Alle drie zijn waar

Slide 22 - Quizvraag

Wat belooft Zacheüs te zullen doen?
A
de helft van zijn bezit aan de armen geven
B
4x zoveel terug te geven aan de mensen die teveel hebben betaald
C
niet meer teveel te vragen
D
dit allemaal

Slide 23 - Quizvraag


Wat is een Gelijkenis?
A
Een waargebeurd verhaal in de tijd van Jezus
B
Een voorbeeldverhaal over Gods nieuwe wereld.
C
Een sprookje met een moraal.
D
Een wiskundige term waar je iets van kunt leren.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een gelijkenis?
A
Het gaat over het dagelijks leven
B
Het verhaal heeft een verrassende wending
C
Het is bedoeld om iets te leren
D
Het verhaal is waargebeurd

Slide 25 - Quizvraag

Wat wil het verhaal van de verloren zoon ons leren over de Here God?
A
Dat Hij blij is als mensen spijt hebben en willen terugkomen bij Hem
B
Dat als je het verprutst hebt je niet bij Hem hoeft aan te kloppen
C
Dat je hard moet werken om het weer goed te maken.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het bijzondere in de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan?
A
Dat die man halfdood wordt achtergelaten
B
Dat hij geen hulp krijgt van priester en leviet
C
Dat hij wel hulp krijgt van een vijand
D
B en C zijn waar

Slide 27 - Quizvraag

Wat is niet waar voor een wonder?
A
Je kunt het verklaren
B
Je bent er van onder de indruk
C
Het kan iets heel bijzonders zijn
D
Het kan iets heel normaals zijn

Slide 28 - Quizvraag

Waardoor kon Jezus wonderen doen?
A
Hij was de Zoon van God
B
Hij had toverformules
C
Hij bezat bijzondere kracht
D
Hij was heel sterk

Slide 29 - Quizvraag

Waarom deed Jezus wonderen?
A
Omdat hij beroemd wilde worden
B
Om de mensen te vermaken
C
Omdat hij van de mensen houdt
D
Omdat hij zich verveelde

Slide 30 - Quizvraag

Als Jezus zieken geneest, valt het volgende op:
A
Hij geneest mensen die eigenlijk niet te genezen zijn
B
Jezus stuurt soms mensen weg
C
Hij gebruikt hulpmiddelen of formules
D
het kost geld

Slide 31 - Quizvraag