In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
woensdag 13 november
- Herhalen zww en hww
- Oefenen
- Zelf aan de slag
- Huiswerk
Slide 1 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Doel:
Je kunt zelfstandige werkwoorden herkennen in een zin.
Je kunt hulpwerkwoorden herkennen in een zin.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een zelfstandig werkwoord?
Slide 3 - Woordweb
Wat is een hulpwerkwoord?
Slide 4 - Woordweb
Filmpje NN
Slide 5 - Tekstslide
Hulpwerkwoord (hww)
Soms wordt het zelfstandig werkwoord een handje geholpen door een ander werkwoord. Zo'n werkwoord heet een hulpwerkwoord (hww). Het hulpwerkwoord kun je weglaten.
De geit heeft gegeten. (Het hulpwerkwoord maakt duidelijk dat de geit klaar is.)
De koe zal niet lang meer leven. (Het hulpwerkwoord vertelt iets over de toekomst.)
De hond wil rennen. (Het hulpwerkwoord vertelt iets extra's.)
De kat wordt gebeten. (Het hulpwerkwoord vertelt dat de kat niet zelf bijt.)
Slide 6 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 7 - Quizvraag
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik word bekeken bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 8 - Quizvraag
De politie heeft drugslabs ontmanteld in Brabant en Limburg.
A
heeft= hulpwerkwoord
B
ontmanteld=hulpwerkwoord
Slide 9 - Quizvraag
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gefietst gefietst = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 10 - Quizvraag
Ineke gaat naar de stad. gaat = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 11 - Quizvraag
Hij heeft die opdracht moeten maken.
heeft
moeten
maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 12 - Sleepvraag
Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen
hadden
kunnen
meedoen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 13 - Sleepvraag
Zij zou wel een nieuwe jas willen kopen
zou
willen
kopen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 14 - Sleepvraag
Noteer alle werkwoorden van de zin: Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
timer
0:30
Slide 15 - Open vraag
Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin: Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
Slide 16 - Open vraag
Noteer alle werkwoorden van de zin: Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?
Slide 17 - Open vraag
Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin: Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?
Slide 18 - Open vraag
Noteer het zww van de zin. Op koningsdag vieren wij in Nederland de verjaardag van de koning.
Slide 19 - Open vraag
Wat is het zww van deze zin? Op koningsdag vieren wij in Nederland de verjaardag van de koning.
Slide 20 - Open vraag
Noteer het hulpwerkwoord Hij heeft een milkshake gemaakt.
Slide 21 - Open vraag
Wat is het hulpwerkwoord uit de volgende zin? Sanne wilde graag haar moeder helpen.
Slide 22 - Open vraag
Maak een zin waarbij 'trainen' het zelfstandig werkwoord is.
Slide 23 - Open vraag
Maak een zin waarin 'hebben' het hulpwerkwoord is.
Slide 24 - Open vraag
Maak een zin met één hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord.
Slide 25 - Open vraag
Zelf aan de slag
Lees de volgende zinnen en neem de onderstreepte woorden over in je schrift.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Huiswerk
Maak opdrachten 1 t/m 6 (blz. 215)
Klaar? Lees de groene theorie op blz. 218 over het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.