B2A Nederlands Spelling blok 5

Spelling Blok 5 B2A
Blz. 221 t/m 225

Doelen: 
  • Je kunt het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord spellen
  • Je kunt verkleinwoorden op een goede manier spellen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling Blok 5 B2A
Blz. 221 t/m 225

Doelen: 
  • Je kunt het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord spellen
  • Je kunt verkleinwoorden op een goede manier spellen

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van het voltooid deelwoord?

Slide 2 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

meestal
eindigt het op een -e 

de blauwe trui                                   het dikke boek                      de kale kop 

Slide 4 - Tekstslide

Materiaal
Als het bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het is gemaakt, dan schrijf je er altijd -en achter. 

de houten stoel                     de gouden ring                               de wollen trui. 

Slide 5 - Tekstslide

modern materiaal
als het van een modern materiaal is gemaakt komt er niets achter. 
de plastic tas                    de aluminium trap         de polyester boot

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

2 BK Blok 4 Spelling
Even oefenen


Slide 8 - Tekstslide

de … (lekker) maaltijd
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
lekker
B
lekkeren
C
lekkere

Slide 9 - Quizvraag

de … (zilver) armband
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
zilver
B
zilveren
C
zilvere

Slide 10 - Quizvraag

de … (zijde) das
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
zijden
B
zijde
C
zijdene

Slide 11 - Quizvraag

een … (aardig) meisje
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
aardig
B
aardige
C
aardigen

Slide 12 - Quizvraag

de … (breed) straat

Slide 13 - Open vraag

het … (riet) dak

Slide 14 - Open vraag

het … (scherp) mes

Slide 15 - Open vraag

de … (wol) trui

Slide 16 - Open vraag

de … (geel) vlag

Slide 17 - Open vraag

Aan de slag: 
Maak de opdrachten die klaar staan in het digitaal lesmateriaal.

Klaar? 
Alles af van de vorige les? (Fictie)

Bijspijkeren Spelling

Slide 18 - Tekstslide

-je
- Zelfstandig naamwoorden meestal -je

- de kaas                       het kaasje
- de worst                     het worstje
- het huis                      het huisje



Slide 19 - Tekstslide

-pje
woorden die eindigen op -m

- de boom               het boompje
- de zoom               het zoompje
- het geheim         het geheimpje

Slide 20 - Tekstslide

-tje
- de lepel              het lepeltje
- de stoel              het stoeltje
- het ding              het dingetje

Slide 21 - Tekstslide

-tje
De medeklinker wordt verdubbeld als er een korte klinker is (niet bij alle woorden)

- de ster                    het sterretje
- de pop                    het poppetje

Slide 22 - Tekstslide

-tje
Woorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u)

- de auto                 het autootje
- de paraplu           het parapluutje
- de logé                  het logeetje

Slide 23 - Tekstslide

-tje
Woorden die eindigen op -i wordt -ietje

- de taxi                 het taxietje
- de ski                   het skietje
- de kiwi                 het kiwietje

Slide 24 - Tekstslide

'tje
Woorden die eindigen op -y en afkortingen

- de baby                 het baby'tje
- de hobby              het hobby'tje
- de usb                   het usb'tje

Slide 25 - Tekstslide

-nkje
Woorden die eindigen op -ng

- de woning                    het woninkje
- de koning                     het koninkje

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wat is het verkleinwoord?
het logo

Slide 28 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
de sms

Slide 29 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
het paard

Slide 30 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
de beloning

Slide 31 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
de bikini

Slide 32 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
de bmw

Slide 33 - Open vraag

Maak de volgende opdrachten uit je boek
blz. 221

Maken opdrachten: 1 + 3 + 4 + 6 

Slide 34 - Tekstslide