Persoonsvorm tegenwoordige tijd

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Nederlands Spelling

We leren hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en verleden tijd zet.

Even herhalen

Hoe vind je de persoonsvorm?

Maak de zin vragend

Verander de tijd.

Hij raadt het goede antwoord.

1. Hij
2. raadt
3. goede
4. antwoord

De vrienden gaan een dag samen varen.

1. vrienden
2. varen
3. samen
4. gaan

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Welke regel geldt voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden?

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Mijn zus (surfen) de hele avond rond op internet.

1. surf
2. surft
3. surfd
4. surfen

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Vinden) jij het heel erg dat Hanne niet op jouw appjes reageert?

1. vind
2. vindt
3. vindd
4. vinden

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Een gazelle (grazen) gemiddeld achttien uren per dag.

1. graasd
2. graazd
3. graast
4. graazt

Wat gaat hier mis?

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
Joop (verbazen) zich over de onverschillige houding van zijn vriend.

1. verbaasd
2. verbaast
3. verbaazd

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Fietsen) jouw broertje alleen in het donker naar huis?

1. Fiets
2. Fietsd
3. Fietsen
4. Fietst

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Worden) je broer morgen door Carl opgehaald?

1. Word
2. Wordt
3. Worden
4. Wordd

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
De renovatie van de school (gebeuren) eind volgend jaar.

1. gebeur
2. gebeuren
3. gebeurt
4. gebeurd

John (beantwoorden) alle vragen die hij krijgt.

Waarom (worden) jij altijd zo snel boos?

Ik hoop dat jij je antwoorden nog (verbeteren).

Aan de slag

Opdracht 1 en 2 maken