HH ECONOMIE LES 2

MENS EN MAATSCHAPPIJ
les 2.1

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
mens en maatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

MENS EN MAATSCHAPPIJ
les 2.1

Slide 1 - Tekstslide

Wat is inkomen ?

Slide 2 - Open vraag

Elisa heeft 300,- gespaard. Ze krijgt 6% rente van de bank. Hoeveel rente krijgt zij na een jaar?
A
10
B
19
C
18
D
14

Slide 3 - Quizvraag

Jayson spaart elke maand geld op zijn spaarrekening. Waarom spaart Jayson?
A
Sparen voor rente
B
Sparen uit veiligheid

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet grote uitgaven ?
A
Vaste lasten
B
Incidentele uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven

Slide 5 - Quizvraag

Melisa verdient € 4 per uur. Zij werkt drie uur per dag. Zij werkt twee dagen in de week. Hoeveel verdient zij per week?
A
20,-
B
22,-
C
12,-
D
24,-

Slide 6 - Quizvraag

Geld/ ruilmiddel
1. ruilen
2.sparen
3. kopen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Reclame
               Een manier om aandacht te trekken voor een product. 
                                      

De producent richt zijn reclame op een groep mensen en maakt dit zo aantrekkelijk mogelijk 


Bestedingspatroon: de manier waarop mensen geld uitgeven

Slide 9 - Tekstslide

Arm en Rijk
Basisbehoeften: dingen die je nodig hebt om te kunnen leven 
        eten, kleding, huis, scholing, gezondheidszorg

Luxe behoeften: behoefte aan dingen die je niet echt nodig hebt om te leven

Slide 10 - Tekstslide

Korting
Eline koopt een Dsquared T-shirt van 150 ,- met 30% korting.
Hoeveel korting krijgt Eline ?

Formule
BEDRAG : 100 x PROCENT = KORTING
150 : 100 = 1,50 x 30 = 45 ,-

Hoeveel moet Eline dus totaal betalen?
130 - 45 = 85 ,-

Slide 11 - Tekstslide

KORTING
BEDRAG : 100 x PROCENT = KORTING IN EURO'S
BEDRAG - KORTING IN EURO'S = NIEUW BEDRAG

Je koopt een broek van 50 ,- en krijgt 20% korting
Hoeveel moet je betalen?


Slide 12 - Tekstslide

Reken uit
1. Jasmijn koopt een fiets van 150,-. Zij krijgt 40% korting. 
Hoeveel moet Jasmijn betalen?

2. Amin koopt de nieuwste AirPods. Deze kost 250 ,-. Hij krijgt 30% korting.
Hoeveel moet hij betalen?

3. Mevrouw Akar koopt een nieuwe telefoon van 800 ,- en krijgt 35% korting. 
Hoeveel moet zij betalen?
timer
4:00

Slide 13 - Tekstslide

Jasmijn koopt een fiets van 150,-. Zij krijgt 40% korting. 
Hoeveel moet Jasmijn betalen?
timer
12:00

Slide 14 - Tekstslide

Amin koopt de nieuwste AirPods. Deze kost 250 ,-. Hij krijgt 30% korting.
Hoeveel moet hij betalen?

Slide 15 - Tekstslide

Mevrouw Akar koopt een nieuwe telefoon van 800 ,- en krijgt 35% korting. 
Hoeveel moet zij betalen?

Slide 16 - Tekstslide