rotsen, stoelen, kluiven, rozen (f wordt vaak een v, s vaak een z)
Slide 11 - Tekstslide
Regels meervoud
Woorden op –ee kunnen zowel op –s eindigen als op –ën
zee (+en) - zeeën
fee(+en) - feeën
fantasie (+en) - fantasieën
abonnee - abonnees
dominee - dominees
rare uitzonderingen
bacterie - bacteriën
porie - poriën
trema om een gekke uitspraak te voorkomen
zeeen
Slide 12 - Tekstslide
Regels meervoud
Soms schrijf je bij het meervoud een –'s. Dat doe je dan om een verkeerde uitspraak te voorkomen. Bij woorden die eindigen op: -a, -i, -o, -u of –y schrijf je een –'s.
lama - lama's
ski - ski's
accu - accu's
baby - baby's
Ook bij afkortingen:
tv (televisie) -> tv's
cd -> cd's
dvd -> dvd's
Slide 13 - Tekstslide
Regels meervoud
Let op: woorden die eindigen op –ay,-ey of -oy (woorden met een o,u,e voor de y) of –eau schrijf je wel met een -s aan het woord vast. Je kunt het namelijk niet verkeerd uitspreken.
spray - sprays
cowboy - cowboys
cadeau - cadeaus
Slide 14 - Tekstslide
Regels meervoud
Bijzondere gevallen:
groente -> groentes / groenten
museum -> musea, museums
melk, rijst, cola (geen meervoud)
tak -> takken én bad -> baden
blad -> bladeren kind -> kinderen
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
dictee
A
dictees
B
dictee's
C
dicteën
D
dicteeën
Slide 17 - Quizvraag
Meervoud van het woord: VEE
A
vees
B
het heeft geen meervoud
C
veeën
D
veen
Slide 18 - Quizvraag
Meervoud van BMW
A
BMW-s
B
BMW's
C
BMW-en
D
geen meervoud
Slide 19 - Quizvraag
Meeste of meesten?
Alle of allen? Beide of beiden? Meeste of meesten?
Staat er geen zelfstandig naamwoord achter?
Schrijf dan -n als het verwijst naar personen.
Schrijf geen -n als het verwijst naar dingen, planten of dieren.
Slide 20 - Tekstslide
Alle of allen? Beide of beiden? Meeste of meesten?
Mijn twee zussen zitten beideN op hockey.
(zussen = personen)
De twee winkels gingen beide failliet.
(winkels = dingen)
Slide 21 - Tekstslide
We waren de laatste / laatsten die het klaslokaal verlieten.
A
laatste
B
laatsten
Slide 22 - Quizvraag
Enkele / Enkelen pennen moeten vervangen worden.
A
enkele
B
enkelen
Slide 23 - Quizvraag
Voor sommige / sommigen scholieren duurt een schooldag te lang.
A
sommige
B
sommigen
Slide 24 - Quizvraag
Mijn twee opa’s komen beide / beiden trouw op mijn verjaardag.
A
beide
B
beiden
Slide 25 - Quizvraag
Voor sommige / sommigen scholieren duurt een schooldag te lang.