In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Lezen hoofdstuk 3,
vwo 3: blz. 80
havo: blz. 78
Argumentatie 1
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Waarom is het belangrijk over argumentatie
te leren?
Argumenten zijn overal. Van je leraar overtuigen dat je echt wel een beter cijfer hebt verdiend tot je toekomstige werkgever duidelijk maken dat jij de perfecte kandidaat voor het baantje bent. Door argumentatie te begrijpen leer je beter je mening vormen en hoe je die kunt onderbouwen.
Je leert kritisch lezen en luisteren: niet alles wat je leest of hoort is waar, soms is het alleen een mening van de schrijver.
Slide 3 - Tekstslide
Standpunt
In een overtuigende tekst probeert een schrijver je te overtuigen van zijn standpunt: zijn mening over iets.
Bijvoorbeeld:
Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.
Slide 4 - Tekstslide
Argument
Een standpunt wordt onderbouwd met argumenten: zo legt de schrijver uit waarom hij een bepaald standpunt heeft.
Bijvoorbeeld: Het openbaar vervoer moet goedkoper worden (standpunt), omdat hierdoor minder files zullen ontstaan (argument).
Slide 5 - Tekstslide
Soms is het lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.
Want en dus (daarom) zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.
Slide 6 - Tekstslide
Het was geen leuk festival, want een flesje water kostte wel vijf euro.
Het was geen leuk festival is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 7 - Quizvraag
De besmettingsgraad is nog steeds hoog, dus het coronavaccin moet verplicht worden.
De besmettingsgraad is nog steeds hoog is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 8 - Quizvraag
Aangezien hij zijn fiets heeft schoongemaakt, wil hij die nu niet vuilmaken.
Aangezien hij zijn fiets heeft schoongemaakt is een:
A
standpunt
B
argument
Slide 9 - Quizvraag
Feitelijk - waarderend
Een feitelijk argument is controleerbaar, een waarderend argument niet: daarover kun je van mening verschillen.
Feitelijk argument:
Ik ga graag naar Cinerama, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
Waarderend argument:
Ik ga graag naar Cinerama, want dat is de mooiste bioscoop van Rotterdam.
Slide 10 - Tekstslide
waarderende (niet-feitelijke) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn:
normen en waarden
vermoedens
geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.
Slide 11 - Tekstslide
Feitelijk of waarderend argument?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 12 - Quizvraag
Met een korting van 50 procent op groente en fruit gaan mensen aanzienlijk gezonder eten.
Is dit een feitelijk of niet feitelijk argument?
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument
Slide 13 - Quizvraag
Aan het werk (havo)
Maak opdracht 1 op blz. 79
Slide 14 - Tekstslide
Soorten argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Er is één argument waarop het standpunt is gebaseerd. Dit is niet heel sterk.
Nevenschikkende argumentatie
Er zijn verschillende argumenten, die los staan van elkaar. Samen onderbouwen ze het argument.
Onderschikkende argumentatie
Je kunt één of meer argumenten ook weer onderbouwen met argumenten.
Slide 15 - Tekstslide
Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument
Slide 16 - Tekstslide
Nevenschikkende argumentatie
Slide 17 - Tekstslide
Nevenschikkende argumentatie - krachtigste vorm
EN
EN
WANT
Slide 18 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Slide 19 - Tekstslide
Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.
Slide 20 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie
WANT
WANT
Slide 21 - Tekstslide
Combinatie
(onder- en nevenschikkende argumentatie)
Als je een nevenschikkende argumentatie ondersteunt.
Slide 22 - Tekstslide
A Zij heeft ruim voldoende ervaring in het basisonderwijs.
B Deze sollicitante is zeker geschikt voor die functie van hoofdonderwijzer.
C De school wilde het aantal vrouwelijk collega’s vergroten.
D Ruime ervaring is nodig voor deze functie.
E Zij is een vrouw.
F Zij past goed in de samenstelling van het team wat betreft leeftijd.
A
B
C
D
E
F
Slide 23 - Sleepvraag
Lesboek
Lees de theorie op blz. 81 - 2e stuk tot het einde (vanaf 'Als een schrijver zijn standpunt ....') goed door.
Slide 24 - Tekstslide
Argumentatiestructuur tekenen
Slide 25 - Tekstslide
Teken het argumentatieschema bij de volgende zin.:
Marie is een goede leerling. Ze haalt goede cijfers, is altijd op tijd en erg gemotiveerd.
Slide 26 - Open vraag
Hoe noem je deze argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
Slide 27 - Quizvraag
Teken het argumentatieschema bij de volgende zin.:
Ik wil haar vragen om bij ons in het tennisteam te komen spelen, omdat ze een erg leuke vrouw is. Ze heeft humor, ik moet altijd om haar lachen, en ze kan goed tennissen.
Slide 28 - Open vraag
Hoe noem je deze argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Onderschikkende en nevenschikkende
Slide 29 - Quizvraag
Aan het werk (bijzondere volgorde!)
Maak opdracht 2 => werk met potlood!
Maak opdracht 1
Maak opdracht 3
Slide 30 - Tekstslide
Je weet nu
wat een argumentatiestructuur is.
wat feitelijke en waarderende argumenten zijn.
hoe een enkelvoudige argumentatie eruit ziet.
wat een meervoudige argumentatiestructuur is.
hoe een nevenschikkende argumentatie eruit ziet.
hoe een onderschikkende argumentatie eruit ziet.
dat bij nevenschikkende argumentatie soms ook ondersteuning bij een argument nodig is. Zo worden neven- en onderschikkende argumentatie gecombineerd.