Hoofdstuk 9 - Erfelijkheid

Hoofdstuk 9 - Erfelijkheid
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9 - Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Toetsweek in week 43. Ongeveer 2 lessen per paragraaf. Week 41 gaan we hoofdstukken uit 4de herhalen in de les. Herhaal vanaf ongeveer week 38 één hoofdstuk per week. Les op di 9de, woe 5de, vrij 2de. 

Slide 2 - Tekstslide

9.1
1. Je herkent in een karyogram geslachtschromosomen, autosomen en afwijkingen
2. Je licht toe wat aangeboren eigenschappen zijn
3. Je omschrijft: gen, allel, genotype en genoom
4. Je legt uit hoe de variaties in celtypen ontstaan

Slide 3 - Tekstslide

Groepsopdracht
Lees paragraaf 9.1 en beantwoord de volgende vragen:
  1. Wat is het verschil tussen haploïd en diploïd?
  2. Wat is het verschil tussen een autosoom en geslachtschromosoom?
  3.  Wat is het verschil tussen een gen en een allel?

Slide 4 - Tekstslide

Chromosomen
  • Homologe chromosomen: chromosomenpaar, 2n
  • Geslachtscel, n
  • 1 chromosoom = 1 DNA molecuul = 1 chromatide
  • Na S-fase celcysclus: 1 chromosoom, 2 chromatiden (2 DNA moleculen)
Karyogram

Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen
  • 22 gelijke chromosomenparen (autosomen), 1 paar geslachtschromosomen

Slide 6 - Tekstslide

Genen en allelen
  • Gen deel chromosoom, bevat informatie over erfelijke eigenschap
  • Variatie in DNA-sequentie zorgt voor verschillende vormen gen (allelen)

Slide 7 - Tekstslide

Genen en allelen

Slide 8 - Tekstslide

Genoom
  • Genotype: alle allelen samen
  • Niet-coderend DNA
  • mtDNA en kern DNA

Slide 9 - Tekstslide

Celdifferentiatie
  • Celtype
  • Genexpressie: genetische code omzetten naar RNA moleculen en vervolgens naar eiwitten
  • Regulatorgenen en structuurgenen

Slide 10 - Tekstslide

9.2
5. Je legt uit welke factoren invloed hebben op het tot stand komen van het fenotype
6. Je beschrijft hoe tweelingonderzoek bijdraagt aan onderzoek naar de invloed van het genotype, het milieu en de leefstijl op het ontstaan van het fenotype
7. Je legt uit welke invloed de epigenetische code heeft op het fenotype

Slide 11 - Tekstslide

Feno- en genotype
  • Genotype: informatie voor alle erfelijke eigenschappen
  • Fenotype: alle waarneembare eigenschappen individu, combinatie van genotype en milieu

Slide 12 - Tekstslide

Epigenetica

Slide 13 - Tekstslide

9.3
8. Je leidt uit een stamboom af of allelen dominant of recessief zijn
9. Je leidt uit een stamboom af of een eigenschap op een autosoom of op een X-chromosoom ligt

Slide 14 - Tekstslide

Is een eigenschap recessief?
  • Ouders hebben een aandoening/eigenschap niet, maar een kind wel.
  • Ouders moeten heterozygoot zijn, nakomeling homozygoot recessief
  • Controleer de rest van de stamboom

Slide 15 - Tekstslide

Homozygoot: DD/dd - heterozygoot: Dd

Slide 16 - Tekstslide

Autosomaal en X-chromosomaal

Slide 17 - Tekstslide

X-chromosomaal recessief in stamboom
Eigenschap komt vaker voor bij mannen. Ze hebben maar één X-chromosoom en dus komt een recessief X-chromosomaal allel altijd tot uiting!


Slide 18 - Tekstslide

X-chromosomaal recessief bij moeder
Als moeder homozygoot recessief is op het X-chromosoom, hebben alle zoons ook het recessieve allel in het fenotype.

Slide 19 - Tekstslide

X-chromosomaal dominant bij vader
Als de vader het heeft, hebben alle dochters het

Slide 20 - Tekstslide

9.4
Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype af bij de nakomelingen...
10. ... uit een monohybride kruising met een dominant en recessief allel
11. ... uit een monohybride kruising met een codominant of intermediair fenotype
12. ... uit een monohybride kruising met multipele allelen
13. ... uit een monohybride kruising met  lethale allelen
14. ... bij gekoppelde overerving

Slide 21 - Tekstslide

Monohybride kruisingen
  • Overerving van één eigenschap, waarbij één genenpaar betrokken is
  • Ouders met letter P, nakomelingen F1, hun nakomelingen F2
  • Allelen aangegeven met een enkele gekozen letter

Slide 22 - Tekstslide

P: heterozygoot
Fgenotype: 1 : 2 : 1
Ffenotype: 3 : 1

Slide 23 - Tekstslide

P: Aa x aa
Als één ouder heterozygoot is, en de ander homozygoot recessief, is de ratio in het fenotype van de nakomelingen altijd 1 : 1 (A : a)

Slide 24 - Tekstslide

Onvolledig dominant
  • Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
  • Allelen aangegeven als superscript van een gekozen letter

Slide 25 - Tekstslide

Intermediair
  • Geen van beide allelen is recessief, komen beide tot uiting
  • Allelen aangegeven als superscript van een gekozen letter

Slide 26 - Tekstslide

Multipele allelen
  • Voor een eigenschap zijn meer dan twee allelen mogelijk binnen een populatie

Slide 27 - Tekstslide

Letale allelen
  • Allel dat in homozygote toestand geen levensvatbare nakomelingen oplevert
  • Ratio fenotypen in F1 is 
    2 : 1 (Aa : aa of Aa : AA)

Slide 28 - Tekstslide

Gekoppelde overerving
  • Genenparen op hetzelfde chromosoom gaan tijdens meiose samen op dat chromosoom naar dezelfde kant van de cel. Ze komen dan in dezelfde geslachtscel terecht.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

9.5
15. Je beschrijft de werkwijze van erfelijkheidsonderzoek
16. Je beschrijft gentherapie, genetische modificatie en embryoselectie
17. Je licht je standpunt over gentherapie, genetische modificatie en embryoselectie toe met ethische en biologische argumenten

Slide 32 - Tekstslide

Gentherapie
  • Genetische modificatie
  • CRISPR-Cas
  • Embryoselectie 

Slide 33 - Tekstslide

  • Geslachtschromosomen en autosomen, genen en allelen, genotype, genoom
  • Celdifferentiatie, genexpressie
  • Fenotype, epigenetica
  • Stambomen, dominant en recessief, autosomaal en X-chromosomaal
  • Monohybride kruising, onvolledig dominant, intermediair, multipele allelen, lethale allelen, gekoppelde overerving
  • Gentherapie

Slide 34 - Tekstslide