Toetsvoorbereiding
1 / 19
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
1 Bij een indirecte democratie pas(t)sen:
A
Volksvertegenwoordigers
B
een bevolking die besluiten neemt
C
referenda
D
een dictator
Slide 5 - Quizvraag
2 Passief kiesrecht is:
A
Politici stemmen over wetten
B
Maar weinig mensen gaan stemmen
C
Je bij verkiezingen mag gaan stemmen
D
Mensen bij verkiezingen op jou kunnen stemmen
Slide 6 - Quizvraag
3 Welke politieke partij is links?
A
CDA
B
SP
C
PVV
D
VVD
Slide 7 - Quizvraag
4 Welke politieke partij is rechts?
A
CDA
B
PVDA
C
SP
D
VVD
Slide 8 - Quizvraag
5 Welke partij is Christen-Democratisch?
A
CDA
B
PVDA
C
D66
D
VVD
Slide 9 - Quizvraag
6 Welke politieke partij is liberaal?
A
CDA
B
PVDA
C
Groenlinks
D
VVD
Slide 10 - Quizvraag
7 Bij welke politieke stroming hoort de uitspraak 'Welvaart moet beter verdeeld worden'
A
Liberalisme
B
Sociaal democratie
C
Christen democratie
D
Alle stromingen
Slide 11 - Quizvraag
8 Waarvoor is een staatsecretaris verantwoordelijk?
A
Het regeerakkoord
B
Miljoenennota
C
Een deel van de taken van een minister
D
Afspraken in de Tweede Kamer.
Slide 12 - Quizvraag
9 Waaruit bestaat het parlement?
A
De regering en het kabinet
B
de Eerste Kamer en de koning
C
Eerste en Tweede Kamer.
D
Ministers en staatsecretarissen
Slide 13 - Quizvraag
10 Hoeveel Kamerleden zitten er in de Eerste Kamer?
A
75
B
100
C
150
D
175
Slide 14 - Quizvraag
11 De Tweede Kamer mag zelf ook wetsvoorstellen doen. Dit is het:
A
Recht van interpellatie
B
Motierecht
C
Recht van initiatief
D
Stemrecht
Slide 15 - Quizvraag
12 In de grondwet staat onder andere dat je:
A
Belasting moet betalen
B
Iemand telefoon mag afluisteren
C
Mag spijbelen
D
Verplicht bent om te stemmen
Slide 16 - Quizvraag
13 Het doel van de Trias Politica is:
A
De overheid geen macht te geven
B
Het volk alle macht te geven
C
De macht te verdelen
D
Rechten en plichten burgers vast te leggen
Slide 17 - Quizvraag
14 De bevolking kiest in de gemeente:
A
De burgemeester
B
Gemeenteraad
C
B en W
D
de wethouders
Slide 18 - Quizvraag
15 Een werknemer met een vaste baan wordt werkloos omdat het bedrijf waar hij werkt failliet gaat. Hij krijgt:
A
Arbeidsongeschiktheidsuitkering
B
AOW
C
Bijstand
D
WW
