P4 Schrijven 4: een persoonlijke e-mail

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Schrijven 4
periode 4
Toetsopdracht: schrijven van een persoonlijke brief
Weging: 3

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
- Je leert begrijpelijk schrijven.
- Je leert over de basisregels voor het schrijven. 
- Je leert een goede persoonlijke e-mail schrijven. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling
Hier volgt eerst weer een herhaling van de begrippen
- begrijpelijk schrijven
- de basisregels voor het schrijven

Slide 5 - Tekstslide

Begrijpelijk schrijven
Je schrijft een tekst, omdat je iets wilt vertellen en/of vragen. Bij. wanneer je een persoonlijke brief of e-mail schrijft aan iemand die je goed kent. Het kan ook zo zijn dat je aan meerdere personen tegelijk iets wilt vertellen. Denk aan het schrijven van een verhaal voor in de schoolkrant. 

Slide 6 - Tekstslide

Begrijpelijk schrijven
In elk geval is het belangrijk dat je begrijpelijk schrijft en je boodschap goed overkomt bij de ontvanger.

Slide 7 - Tekstslide

Begrijpelijk schrijven
Hoe doe je dat? 
Je tekst moet dan voldoen aan een aantal basisregels. In deze les  gaan we in op deze basisregels. Vervolgens ga je deze regels toepassen bij het uitvoeren van de schrijfopdracht. 

Slide 8 - Tekstslide

De basisregels
1. Toepassen van de spellingsregels
2. Goede structuur van je tekst: maak alinea’s
3. Zorg voor correct taalgebruik

Slide 9 - Tekstslide

1. Toepassen van de spellingsregels
Allereerst is het toepassen van de spellingsregels heel belangrijk. Kijk maar eens naar de volgende tekst:

Slide 10 - Tekstslide

2. Goede structuur van je tekst: alinea’s
- Maak alinea's
- Schrijf een inleiding
- Schrijf het middenstuk met deelonderwerpen
- Schrijf een slot

Slide 11 - Tekstslide

Alinea’s
Een tekst die alleen uit losse zinnen bestaat, is niet vlot leesbaar. Een goede tekst bestaat uit logisch gerangschikte stukjes tekst: de alinea's



Slide 12 - Tekstslide

Alinea's
Voordat je een alinea gaat schrijven, moet je natuurlijk weten wat je de lezer gaat vertellen. Hoe bepaal je dat?
Met de alinea’s in je verhaal hak je het onderwerp van je tekst in stukjes.
Het is handig om, voordat je gaat schrijven, al vluchtig voor jezelf op een rij te zetten welke deelonderwerpen je in de verschillende alinea’s gaat schrijven. 


Slide 13 - Tekstslide

Alinea's
Een langere tekst bestaat uit een inleiding, (meestal één alinea), een middenstuk ofwel kern (vaak meerdere alinea’s) en het slot of de afsluiting (meestal één alinea).

Slide 14 - Tekstslide

Hoe geef je alinea's in een tekst aan?
Sla tussen de inleiding en de kern een regel over. 
Sla tussen de kern en de afsluiting een regel over. 
Als de kern uit meerdere alinea’s bestaat, sla dan ook steeds een regel over tussen deze alinea’s. 
Dit overslaan van regels noemen we ook wel witregels.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Inleiding
De inleiding begint met een zin die je lezer(s) nieuwsgierig maakt. Dit kun je doen aan de hand van een voorbeeld of anekdote (grappig verhaaltje) over het onderwerp. 
Vervolgens kondig je aan wat de lezer(s) in de volgende zinnen kan/kunnen verwachten. Dat is een zogenoemde kernzin.

Slide 17 - Tekstslide

Middenstuk 
In het middenstuk van je tekst ga je dieper in op de verschillende onderdelen van je onderwerp. Ieder deel krijgt een aparte alinea. 
De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea: de kernzin. 

Slide 18 - Tekstslide

Middenstuk 
Met de alinea’s in je verhaal hak je het onderwerp van je tekst in stukjes. In elke alinea behandel je een deel van je verhaal. We noemen dit een deelonderwerp. Zo kunnen in een tekst over brand in een school de alinea's bijvoorbeeld gaan over: hoe is de brand ontstaan, hoe is de brand geblust, welke schade is er en hoe moet het nu verder met de leerlingen?



Slide 19 - Tekstslide

deelonderwerpen in middenstuk
Het is handig om, voordat je gaat schrijven, al vluchtig voor jezelf op een rij te zetten welke deelonderwerpen je in de verschillende alinea’s gaat  behandelen.

Slide 20 - Tekstslide

Middenstuk 
Door signaalwoorden ofwel verbindingswoorden te gebruiken kun je nog meer samenhang aanbrengen in je tekst.  
Voorbeelden van verbindingswoorden/signaalwoorden zijn: ten eerste, bovendien, vervolgens, ook, maar, bijvoorbeeld, want, als, doordat etc

Slide 21 - Tekstslide

Slot
In het slot wordt vaak de belangrijkste informatie nog eens herhaald en wordt een conclusie gegeven. De schrijver vertelt in het slot vaak:
• wat de lezer moet weten.
• wat de lezer moet vinden.
• wat de lezer moet doen.
Dit hangt af van het doel van je tekst.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

3. Zorg voor correct taalgebruik
Dit betekent in de eerste plaats dat de zinnen grammaticaal juist zijn. Grammatica is een systeem van regels waarmee je in een taal woorden en zinnen vormt. Om goede zinnen te maken moet je weten welke woorden bij elkaar horen en op welke plek ze in een zin kunnen staan. Je begrijpt elkaar sneller en beter als de zinsopbouw logisch is.

Slide 24 - Tekstslide

3. Zorg voor correct taalgebruik
Ten tweede is het belangrijk dat je taalgebruik past bij je lezer(s)

Zijn er niet te moeilijke woorden gebruikt? 
Moet ik de lezer met u aanspreken?

Slide 25 - Tekstslide

Klaar voor het schrijven
Nu we de basisregels hebben besproken, is het tijd voor de schrijfopdracht. Deze opdracht gaan we uitvoeren via een stappenplan, zodat je bij het schrijven steeds goed nadenkt over de basisregels.

Slide 26 - Tekstslide

Schrijfopdracht 4 P4
Het schrijven van een persoonlijke e-mail.

Slide 27 - Tekstslide

Een persoonlijke e-mail schrijven

Slide 28 - Tekstslide

Inleiding opdracht

Voor een persoonlijke e-mail gelden minder regels.
Ook een persoonlijke e-mail moet natuurlijk begrijpelijk en overzichtelijk zijn. 
Denk daarom aan:

Slide 29 - Tekstslide

Regels voor een persoonlijke e-mail:
- Een ontvanger: De geadresseerde. Dit is aan wie je schrijft. Je typt een e-mailadres correct in/over.  
- Een onderwerp: Deze komt in de onderwerpbalk en bestaat uit 1, 2 of 3 woorden. 

________________________________________



Slide 30 - Tekstslide

Regels voor een persoonlijke e-mail:
- Een goede aanhef: Beste Farida, Lieve oma, Hoi Dennis;
- Een logische opbouw: een inleiding, een middenstuk en een slot. 
- Een tekst zonder spelfouten: controleer woorden en werkwoorden. 

Slide 31 - Tekstslide

Regels voor een persoonlijke e-mail:
- Een goede afsluiting: Liefs, Tot gauw, Doei.

Slide 32 - Tekstslide

Regels voor een persoonlijke e-mail:

Slide 33 - Tekstslide

voorbeeld persoonlijke e-mail

Slide 34 - Tekstslide

de opdracht
Samen met je klasgenoot moeten jullie binnenkort voor Nederlands een spreekbeurt houden. Jullie hebben gekozen voor het onderwerp “Bevrijding van Limburg in de Tweede Wereldoorlog”. Jullie hebben er al veel tijd in gestoken en een mooie PowerPoint presentatie gemaakt. Deze PowerPoint staat bij jou op de computer. Afgesproken is dat je de PowerPoint ook toestuurt aan je klasgenoot. 

Slide 35 - Tekstslide

de opdracht
 Daarnaast heb je nog een paar vragen voor je klasgenoot:
- Welk deel hij/zij wil presenteren?
- Of hij/zij de militaire oorlogsspullen van zijn/haar opa kan meenemen?
Schrijf de e-mail aan je klasgenoot. 
Gegevens die niet bekend zijn, mag je zelf verzinnen.


Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Ondersteuning bij opdracht
In de inleiding:
- groet de klasgenoot
- vraag hoe het met hem/haar gaat
- leg uit waarom je e-mail

Slide 38 - Tekstslide

Ondersteuning bij opdracht
In het middenstuk:
- leg uit dat je in de e-mail de powerpoint van jullie presentatie hebt toegevoegd
- vertel dat je daarnaast nog een paar vragen voor je klasgenoot hebt:
.

Slide 39 - Tekstslide

Ondersteuning bij opdracht
(vervolg middenstuk)
- Je stelt de vragen die je hebt: 
Welk deel hij/zij wil presenteren
Of hij/zij de militaire oorlogsspullen van zijn/haar opa kan meenemen

Slide 40 - Tekstslide

Ondersteuning bij opdracht
In het slot:
- Je vraagt of je klasgenoot kan reageren op jouw bericht. 
- Je sluit je slot af met een leuke/enthousiaste/vriendelijke zin. 

Na het slot sluit je af met een persoonlijke slotgroet. Vergeet daarachter niet een komma te zetten. Op de regel daaronder komt jouw naam te staan. 

Slide 41 - Tekstslide

Checklist e-mail
  • e-mailadres van de ontvangen
  • onderwerp in onderwerpsbalk
  • Aanhef
  • witregel
  • inleiding: de reden waarom je schrijft wordt hierin vermeld
  • witregel

Slide 42 - Tekstslide

Checklist e-mail
  • middenstuk: je verwijst naar de PowerPoint die je in de e-mail hebt toegevoegd / je stel de 2 vragen
  • witregel
  • Slot: je vraagt om een reactie
  • witregel

Slide 43 - Tekstslide

Checklist e-mail
  • slotgroet met daarachter een komma
  • naam

Slide 44 - Tekstslide

Klaar?
Lever de toetsopdracht in bij je docent. 
Deze opdracht heeft de weging 3.

Slide 45 - Tekstslide