Ondersteuning bij opdracht
1. Bedenk eerst wat je wil schrijven: hoe gaat het met je neef/nicht/vriend/vriendin (andere familie), hoe gaat het met jou, vraag of je neef/nicht/vriend/vriendin wil komen logeren, wat vinden je ouders daarvan, hoe kan de reis gaan, wat kunnen jullie samen doen, enzovoort.