Beschouwing (les 1)

Schrijven
Beschouwing
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijven
Beschouwing

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:

* weet je wat een beschouwing is
* weet je de kenmerken van een beschouwing (bouwplan)
* weet je hoe je de beschouwing moet schrijven
* heb je een start gemaakt met je oefenbeschouwing

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst: wat is ook alweer een betoog?

Slide 3 - Woordweb

Wat is dan een beschouwing?

Slide 4 - Woordweb

Beschouwing: 
Met een beschouwende tekst wil de schrijver zijn lezers aan het denken zetten over een actueel, controversieel, geëngageerd onderwerp. 

Slide 5 - Tekstslide

Beschouwing: 
Met een beschouwende tekst wil de schrijver zijn lezers aan het denken zetten over een actueel, controversieel, geëngageerd onderwerp. Het doel is om voor- en tegenstanders van een bepaald standpunt aan bod te laten komen in de tekst. 

Slide 6 - Tekstslide

Beschouwing: 
Met een beschouwende tekst wil de schrijver zijn lezers aan het denken zetten over een actueel, controversieel, geëngageerd onderwerp. Het doel is om voor- en tegenstanders van een bepaald standpunt aan bod te laten komen in de tekst. 
Op basis van deze informatie wordt de lezer in staat gesteld om een weloverwogen oordeel te vellen en een eigen mening te vormen over de kwestie.

Slide 7 - Tekstslide

Beschouwing in het kort:
  • opiniërende tekst --> schrijver wil lezer eigen mening laten vormen
  • actueel, controversieel, geëngageerd onderwerp
  • inleiding eindigt met een cruciale vraag over het onderwerp
  • middenstuk --> twee korte betoogjes; één vóór; één tegen
  • slot --> korte samenvatting + eigen mening schrijver

Slide 8 - Tekstslide

Waarom leer je een beschouwing te schrijven?

Slide 9 - Woordweb

Het bouwplan dat wij hanteren is als volgt:

Slide 10 - Tekstslide

Bouwplan:
inleiding
  • aandachttrekker
  • introductie onderwerp
  • hoofdvraag
middenstuk
  • 2 argumenten voor
  • 2 argumenten tegen
slot
  • samenvatting
  • eigen mening of toekomstverwachting
  • uitsmijter

Slide 11 - Tekstslide

Bouwplan
onderwerp = ............................................
schrijfdoel = opiniëren
hoofdgedachte = vraag = .................................................

Inl: aandachttrekker + intro onderwerp + hoofdvraag
Middenstuk: V1 =..........................................................
                           V2 =..........................................................
                           T1 = ..........................................................
                           T2 = ..........................................................
Slot: samenvatting + (eigen visie) + uitsmijter
                                                                                                                             

Slide 12 - Tekstslide

Richtlijnen inleiding
Neem de volgende elementen op in je inleiding:
  • aandacht trekken (bijv. d.m.v. een anekdote/voorbeeld) 
  • aankondiging / introductie onderwerp 
  • hoofdvraag 



Slide 13 - Tekstslide

Richtlijnen argumenten vóór
  1. Geef de visie van de voorstanders in 1 of 2 zinnen.
  2. Onderbouw deze visie met twee inhoudelijk verschillende argumenten.
  3. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea.
  4. Gebruik in elke alinea een opsommend signaalwoord.
  5. Neem ten minste één citaat op in je tekst.
  6. Het middenstuk bevat 400 - 600 woorden; de argumenten vóór bevatten 200 - 300 woorden (100 - 150 woorden per alinea).
  7. Citaten volledig overnemen = anders citeren dan bij leesvaardigheid.

Slide 14 - Tekstslide

Richtlijnen argumenten tegen
  1. Start het tweede deel van het middenstuk met een zin met een tegenstellend signaalwoord.
  2. Geef de visie van de tegenstanders in 1 of 2 zinnen.
  3. Onderbouw deze visie met twee inhoudelijk verschillende argumenten.
  4. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea.
  5. Gebruik in elke alinea een opsommend signaalwoord.
  6. Neem ten minste één citaat op in je tekst.
  7. Gebruik 100-150 woorden per alinea.

Slide 15 - Tekstslide

Richtlijnen slot
Neem de volgende elementen op in het slot:
  • samenvatting middenstuk
  • eigen visie 
  • krachtige slotzin (uitsmijter)



Slide 16 - Tekstslide

Argumentatiestructuren - Opdracht
Kies hieronder een stelling en maak bij deze stelling een bouwplan:

  • Kinderopvang is goed voor de ontwikkeling van een kind.
  • Als kinderen gepest worden is het de verantwoordelijkheid van de pedagogisch medewerker om dit op te lossen.
  • De werkdruk voor leraren in het basisonderwijs moet omlaag
  • Ouders moeten zich niet bemoeien met de manier waarop jij al leerkracht de klas organiseert
  • Kinderen die met vier jaar naar school komen, moeten zindelijk zijn
  • Leerlingen moeten doen wat ik zeg
  • Mannen hebben een toegevoegde waarde voor de kinderopvang

Slide 17 - Tekstslide

Bouwplan
onderwerp = ............................................
schrijfdoel = opiniëren
hoofdgedachte = vraag = .................................................

Inl: aandachttrekker + intro onderwerp + hoofdvraag
Middenstuk: V1 =..........................................................
                           V2 =..........................................................
                           T1 = ..........................................................
                           T2 = ..........................................................
Slot: samenvatting + (eigen visie) + uitsmijter
                                                                                                               

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide