Toekomende tijd les 1 week 40 maandag 2 oktober

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

De tijden van het werkwoord

...de 4 bekende tijden van het werkwoord herhalen

+ de 4 toekomende tijden leren

1. onvoltooid tegenwoordige tijd (ott):

ik werk, ik lees = Hij werkt al jaren in een snackbar

2. onvoltooid verleden tijd (ovt):

ik werkte, ik las = Hij werkte al jaren in een snackbar

3. voltooid tegenwoordige tijd (vtt):

ik heb gewerkt, ik heb gelezen = Hij heeft al jaren in een snackbar gewerkt

4. voltooid verleden tijd (vvt):

ik had gewerkt, ik had gelezen = Hij had al jaren in een snackbar gewerkt

Toekomende tijd

5. onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt):

ik zal werken, ik zal lezen =zal/zullen + hele ww

De trein zal vanmiddag om drie uur aankomen

6. onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt):

ik zou werken, ik zou lezen = zou/zouden + hele ww
De trein zou vanmiddag om drie uur aankomen

Toekomende tijd

6. voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt):

ik zal gewerkt hebben, ik zal gelezen hebben = zal/zullen + zijn/hebben+ voltooid deelwoord

De trein zal vanmiddag rond drie uur aangekomen zijn

8. (vvtt):

voltooid verleden toekomende tijd

ik zou gewerkt hebben, ik zou gelezen hebben = zou/zouden +zijn/hebben + voltooid deelwoord

De trein zou vanmiddag rond drie uur aangekomen zijn

In welke tijd staat de zin:
Het vertrouwde beeld is daarmee verdwenen.

1. Voltooid verleden tijd
2. Onvoltooid verleden tijd
3. Voltooid tegenwoordige tijd
4. Onvoltooid verleden toekomende tijd

In welke tijd staat de zin:
De gevallen stenen zijn gigantisch.

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Voltooid tegenwoordige tijd
3. Voltooid verleden tijd
4. Onvoltooid verleden tijd

Werkwoordstijden:
Ik heb gitaar gespeeld.

1. ott
2. ovt
3. vtt
4. vvt

In welke tijd staat de zin:
De trein zal naar Roermond zijn vertrokken.

1. Voltooid tegenwoordige tijd
2. Voltooid tegenwoordig toekomende tijd
3. Onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd
4. Onvoltooid verleden toekomende tijd

Maak zelf voor alle werkwoordstijden een zin. Dus acht zinnen in totaal.