toets voorbereiding periode 3

Toets voorbereiding P3
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsgerichtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Toets voorbereiding P3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een cliënt met overgewicht krijgt een .............

dieet.

A
energiebeperkt
B
energieverrijkt

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het doel van een
......................

dieet is het verlagen van de bloeddruk.

A
eiwitbeperkt
B
natriumbeperkt

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een cliënt met suikerziekte krijgt een

dieet voorgeschreven.

A
diabetes mellitus
B
glutenvrij

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

HDL activiteiten kan je verdelen in de drie categorieën.
Wat zijn de juiste drie categorieën

A
Zorg voor de leefomgeving
B
Zorg voor de maaltijden
C
Stimuleren en motiveren
D
Verzorgen van kleding, linnengoed en schoeisel

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van HDL
A
Huizen dagelijkse levens
B
Huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen
C
Huishouden doen leert
D
Huishoudelijke dienstbare leefbaarheid

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken horen bij welk verbandmiddel?
Hydrofiel verband
Zalfgaas
 Metallinekompres
Cambriczwachtel
.Stevig materiaal; niet elastisch; je kunt er goed druk mee uitoefenen.
Vochtopnemend; steriel; plakt niet aan de wond.
Los geweven verband gaas dat goed vocht opneemt
Plakt niet aan de wond; ontsmettend; neemt geen vocht op.

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ideaalzwachtel
 Vette watten
Synthetische watten
Neemt geen vocht op; gebruik bij het aanleggen van drukverbanden bij verstuiking.
Zeer elastisch; erg geschikt om druk mee uit te oefenen.
Neemt vocht op; veerkrachtig; pluist niet.

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij wat?
Slaapkamer stofzuigen
Schoonmaken met een doek waarin schoonmaakmiddel is verwerkt
Ramen wassen
Oppervlak reinigen met alcohol
Nat schoonmaken
Droog schoonmaken
Desinfecteren
Klamvochtig schoonmaken

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voedselvergiftiging kun je krijgen van bedorven voedsel of verontreinigd drinkwater. Deze kunnen besmet zijn met
A
de salmonellabacterie
B
probiotica

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afgelopen jaren zijn besmettingen regelmatig in het nieuws geweest. Er werd dan gewaarschuwd voor het eten van .............. eieren
A
Rauwe
B
Gekookte

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

of gebruik van ........
A
kippenvlees
B
Rundvlees

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Voedselvergiftiging komt .......... voor.

A
vaak
B
bijna nooit

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van onderstaande cliënten is intrinsiek gemotiveerd om HDL-activiteiten te verrichten?
A
Cliënt S. ruimt zijn kamer op. Hij weet dat hij anders zijn favoriete programma niet mag zien.
B
Cliënt H. vindt het prettig om er verzorgd uit te zien. Hij poetst elke week zijn schoenen.
C
Cliënt K. vindt het leuk om anderen te verwennen en heeft een cake gebakken.
D
Cliënt P. wil afvallen. "Anderen vinden mij te dik"

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe motiveer je op een positieve manier cliënten bij HDL-activiteiten?
A
Ah kijk eens, dat ziet er opgeruimd uit. Alleen nog even de kopjes naar de keuken brengen, Jaap.
B
Ik zie dat je nog steeds je bed niet hebt opgemaakt. Je weet wat er dan gebeurt, hè?
C
Mevrouw Hadzic, u bent ook echt een topkok. Wat hebben we lekker gegeten.
D
Fatiha, wat was je vlug af. Je hebt zeker geen zin in afwassen.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

HACCP

Instellingen die zich bezig houden met .........

en behandeling van voeding, moeten zich aan een groot aantal
................ houden.
Welke woorden horen op de stippellijn?
A
richtlijnen
B
bereiding
C
inkopen
D
wetten

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ........... hiervan is om er voor te zorgen dat de .............

zo weinig mogelijk risico lopen op besmetting.

Welke woorden horen op de stippellijn?
A
resultaat
B
voedingsmiddelen
C
doel
D
medewerkers

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schoonmaken.

In de dagelijkse praktijk moet je soms ook de toiletruimte schoonmaken. Om hygiënisch te werken, is het belangrijk dat je een goede werkvolgorde hanteert. Je maakt een sopje. Zet de werkwijze in de goede volgorde.

1
2
3
4
De wc-bril schoonmaken.
De deurkruk schoonmaken.
De binnenkant van de wc-pot schoonmaken.
De wastafel of het fonteintje schoonmaken.

Slide 19 - Sleepvraag

Het is belangrijk dat medewerkers bij het schoonmaken de juiste volgorde hanteren, omdat anders een oppervlak juist vuil wordt gemaakt. Werk dus altijd van schoon naar vuil. Gebruik schoonmaakmaterialen na een vuil gedeelte niet weer voor een schoner gedeelte. Sanitair is te onderscheiden in ‘schoon’ (wastafel, tegels) en ‘vuil’ sanitair (binnenkant toiletpot, lage tegels naast toilet).
Hygiëne.

Om kruisbesmetting tijdens het klaarmaken van de voeding te voorkomen, is het belangrijk voor een zorgverlener om de hygiëneregels in acht nemen.
Wat is kruisbesmetting?

A
Besmetting met micro-organismen door druppeltjes in de lucht.
B
Micro-organismen die overgaan van het ene levensmiddel op het andere.
C
Besmetting door macro-organismen, zoals muizen in de keuken.
D
Besmetting met micro-organismen door uit de beker van een ander te drinken.

Slide 20 - Quizvraag

kruisbesmetting komen er ziekmakende micro-organismen van het ene product op het andere. Van kruisbesmetting kunnen mensen dus ziek worden.
Het is belangrijk dat bacteriën niet worden overgebracht van rauwe op bereide voedingsmiddelen. Kruisbesmetting ontstaat door bijvoorbeeld met dezelfde vork rauw vlees in de pan te leggen en gare groente te proeven of gaar vlees uit de pan te halen. Een ander voorbeeld van kruisbesmetting is als gaar vlees na het braden wordt teruggelegd op de snijplank waarop het rauwe vlees is gekruid. Bacteriën kunnen ook via handen op het eten terecht komen. Bijvoorbeeld als de handen worden afgedroogd aan een vuile handdoek.

Een zorgverlener maakt voeding klaar voor zorgvragers. Een goede persoonlijke hygiëne is dan belangrijk.
Wat zijn voorbeelden van persoonlijke hygiëne? Er zijn meerdere antwoorden goed.

A
Draag lang haar in een staart.
B
Haal de lunchproducten zo kort mogelijk voor gebruik uit de koelkast.
C
Zorg voor korte en schone nagels
D
Dek wondjes af met een waterafstotende pleister.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In iedere instelling moeten de woonruimtes regelmatig worden schoongemaakt.
Waarmee moet in de keuken het aanrecht huishoudelijk schoongemaakt worden ?

A
Een natgemaakt vaatdoekje.
B
Een sopje met allesreiniger.
C
Een chlooroplossing.
D
Een sopje met afwasmiddel.

Slide 22 - Quizvraag

Huishoudelijk schoonmaken doe je door nat af te nemen met een huishoudelijk schoonmaakmiddel, een allesreiniger. Reinigen met chloor en bleekmiddel kan soms nodig zijn om te desinfecteren (bloed, ontlasting). Maar deze middelen maken niet schoon. Dus bij desinfectie zul je eerst huishoudelijk schoon moeten maken.
EHBO - handelingen bij stikken.

Een slachtoffer dat dreigt te stikken gaat doorgaans niet-effectief hoesten. Een dergelijke hoest wordt onder andere gekenmerkt door hoestbewegingen zonder geluid, niet of nauwelijks kunnen ademhalen en blauwe verkleuring van de huid.
Als zorgverlener dien je het volgende te doen. In eerste instantie dien je vijf .......... toe
A
buikstoten
B
rugslagen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij geen effect zijn vijf .............. de volgende stap.
A
rugslagen
B
buikstoten

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Indien het slachtoffer het bewustzijn verliest, is de volgende stap alarmeren en



A
slachtoffer in stabiele zijligging leggen.
B
basale reanimatie opstarten.

Slide 25 - Quizvraag

Bij een ernstige luchtwegbelemmering is sprake van een levensbedreigende situatie. Probeer de luchtwegbelemmering op te heffen door in de borstkas dusdanig veel druk op te bouwen dat het vreemde voorwerp naar buiten komt. In eerste instantie dien je vijf rugslagen toe, gevolgd door vijf buikstoten (Heimlichmanoevre). Dit wordt net zo lang herhaald tot de luchtwegbelemmering is opgeheven of het slachtoffer het bewustzijn verliest. In het laatste geval dan dien je gelijk te alarmeren en de basale reanimatie op te starten. Basale reanimatie wordt in het Engels basic life support (BLS) genoemd.
Wat betekent het was etiket op de afbeelding?
Wassen op maximaal 30 ºC.
Wassen op minimaal 30 ºC.
De was mag naar de stomerij.
De was mag in de droger.
De was mag lauwwarm (110 graden) gestreken worden.
De was mag niet in de droger.

Slide 26 - Sleepvraag

Wassen
De wastobbe is het symbool voor wassen. Meestal staat er een getal in de wastobbe. Dit getal geeft de maximale temperatuur aan waarop het kledingstuk mag worden gewassen. Staat er een streep onder de wastobbe? Kies dan voor een milder wasprogramma (bijvoorbeeld 'synthetisch') en vul de wasmachine dan maximaal tot de helft.
In dit voorbeeld mag de was dus gewassen worden op maximaal 30 ºC, met een voorzichtig programma.
Bleken
Deze driehoek is het bleeksymbool. Een driehoek met een kruis er doorheen, zoals hier, betekent dat bleken niet mogelijk is.
(Trommel)drogen
Het vierkant staat voor drogen. Meestal wordt het vierkant weergegeven met een cirkel erin; dan zegt het iets over de de geschiktheid voor de wasdroger.
In dit geval staat er een kruis door het symbool: dit kledingstuk mag dus niet in de wasdroger.
Strijken
Het icoon van het strijkijzertje vertelt je of, en zo ja hoe warm, het kledingstuk gestreken mag worden.
Eén stip op het strijkijzericoon betekent voorzichtig strijken (op ongeveer 110 °C). Dit geldt voor stoffen van bijvoorbeeld acryl, nylon en acetaat.
Stomerij
In het cirkeltje achteraan staan aanwijzingen voor professionele reiniging bij de stomerij. Wat deze aanwijzingen exact betekenen is niet zo van belang, zo lang je maar weet dat wanneer er een kruisje voor het cirkeltje staat, het kledingstuk niet naar de stomerij mag.

Strijken
Wassen
Stomen
Drogen
Bleken

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je met een schoonmaakdoekje nadat je het toilet ermee hebt schoongemaakt?



A
Wassen op 40°C.
B
Weggooien in een afgesloten pedaalemmer.
C
Wassen op minimaal 60°C.

Slide 28 - Quizvraag

Om ziektekiemen te doden was je vochtige doekjes na gebruik op minimaal 60ºC. Steeds je doekjes weggooien en nieuwe gebruiken is slecht voor het milieu én voor de financiën.
Het sorteren van de was vraagt wat aandacht en tijd

Bij het sorteren let je op..............
Wat je moet doen lees je op ................




A
het kledingetiket.
B
wasvoorschriften.
C
internet.
D
wasprotocol.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Over het gekrompen vestje ga je Mirjam ............ vertellen.

Daarbij kun je de regels van een slechtnieuwsgesprek ....... gebruiken.

A
wel
B
op een geschikt moment
C
direct
D
niet

Slide 30 - Quizvraag

Een voorschrift is een op schrift gestelde regel of regels. Het is verstandig om je aan de regels te houden voor een goed of wenselijk resultaat. Het wasvoorschrift dat op het etiket in het vestje zit, schrijft voor hoe je het vestje goed kunt wassen. Vaak worden er symbolen gebruikt. Een ander voorbeeld is de dieetvoorschriften die voor iemand kunnen gelden.
Een protocol is een document waarin is geschreven over hoe je je moet gedragen bij bepaalde onderwerpen. Bijvoorbeeld: brandveiligheidsprotocol, protocol tillift gebruik, hygiëneprotocol of privacyprotocol. Protocollen kun je zien als een soort gebruiksaanwijzing. In een protocol staat precies wat je moet doen en in welke volgorde. Deze volgorde met de daarin beschreven stappen is de procedure. Die moet je opvolgen.
Slechtnieuwsgesprek
Bij een slechtnieuwsgesprek bedenk je eerst wat een geschikt moment is om het nieuws te vertellen. Omdat het al avond is zou dat dus ook de volgende dag kunnen zijn, zodat ze er niet ook nog slecht van slaapt. Daarnaast houd je ook rekening met wat je van Mirjam weet, bijvoorbeeld uit het dossier, over hoe ze met vervelende boodschappen omgaat. Wanneer je met haar in gesprek gaat, vertel je de bedoeling van het gesprek en wat er gebeurt is. Dan wacht je haar reactie af en reageert daarop.

Van sommige bacteriën kun je ziek worden. Een gevaarlijke is de Salmonellabacterie die via voeding je lichaam binnen kan komen.
In welke producten komt de Salmonellabacterie voor?

A
In rauwe vlees- en zuivelproducten en eieren.
B
In producten die over de datum zijn.
C
In niet-vers leidingwater.
D
In rauwe groenten en fruit.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel levensmiddelen bevatten koolhydraten. Koolhydraten geven het lichaam energie, net als eiwitten en vetten.
Welke drie soorten koolhydraten zijn er?

A
Eiwit.
B
Suiker
C
Zetmeel
D
Voedingsvezel

Slide 32 - Quizvraag

Suikers, zetmeel en voedingsvezel zijn vormen van koolhydraten in onze voeding. Suikers en zetmeel zijn koolhydraten die een belangrijke bron van energie zijn voor het lichaam. Voedingsvezel zorgt voor een goede werking van de darm.
In zuivel zit melksuiker oftewel lactose, maar ook veel andere soorten voedingsstoffen.
Eiwit is een andere voedingsstof.
Koolhydraten bestaan onder andere uit koolstof. Koolstof zit echter ook in heel veel andere stoffen.

Vitamines zijn stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken.
Welke voedingsmiddelen zijn rijk aan onderstaande vitamines?

Vitamine A
Vitamine B
Vitamine C
Vitamine D
Vitamine E
Olie, noten en zaden.
Groente en fruit.
Vlees- en leverproducten.
Vette vis, margarine, bak- en braadproducten.
Brood en graanproducten.

Slide 33 - Sleepvraag

Vitamines zijn onmisbaar voor een goede gezondheid, normale groei en ontwikkeling. Ze leveren geen energie. Het lichaam kan zelf vrijwel geen vitamines maken. Er zijn dertien stoffen die de naam vitamine hebben.
Voedingsvezels (vezels) zijn belangrijke stoffen voor een gezonde spijsvertering. Ze dragen bij aan een verzadigd gevoel na het eten.
In welk voedingsmiddelen zijn rijk aan vezels?

rijk aan vezels
Fruit
Vis
Vlees
Eieren
Zuivel
Noten
Groenten
Chocolade
Volkorenbrood
Peulvruchten

Slide 34 - Sleepvraag

Plantaardige producten bevatten vezel. In volkorenproducten als volkorenbrood zit veel meer vezel dan in witte producten, zoals witbrood en croissants. Ook groente, fruit en peulvruchten zijn rijk aan vezel. Het eten van voldoende vezels verlaagt de kans op hart- en vaatziekten en de kans op een beroerte. Volkorenproducten en vezels hangen verder samen met een lagere kans op diabetes type 2 en darmkanker.
In chocolade zit maar weinig vezel. In dierlijke producten zit geen vezel.

Om langer te leven en om chronische ziekten en beperkingen zo lang mogelijk uit te stellen, is gezonde voeding belangrijk. Dit geldt ook voor ouderen. Als bij ouderen eten en drinken moeizaam gaat, zijn voedingssupplementen een optie.
Waar zijn de volgende voedingssupplementen goed voor?

Vitamine B 12
Vitamine D
Vitamine C
Omega 3-vetzuren
Verlaagt het risico op hart- en vaatziekten.
Houdt de weerstand op peil.
Functioneren van het zenuwstelsel en aanmaak van rode bloedcellen.
Behoud van sterke botten en tanden.

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke actie onderneem je in de volgende situaties?

Bedreigde ademhaling en bewusteloos
Bedreigde ademhaling bij bewustzijn. 
Ademstilstand
 Slachtoffer reanimeren.
Slachtoffer in stabiele zijligging plaatsen.
Slachtoffer rechtop laten zitten.

Slide 36 - Sleepvraag

Bedreigde ademhaling en geen bewustzijn - slachtoffer in stabiele zijligging plaatsen.
Bedreigde ademhaling bij bewustzijn - slachtoffer rechtop laten zitten.
Ademstilstand - slachtoffer reanimeren.

Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies