In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
3A Oefenvragen thema 5 Erfelijkheid en evolutie
Slide 1 - Tekstslide
Cas is de naam van
A
Het oorspronkelijke DNA
B
Het aangepaste DNA
C
Het enzym dat het DNA knipt
D
Het nieuwe stukje DNA
Slide 2 - Quizvraag
Gen
Celkern
DNA
Chromosomen
Allelen
Slide 3 - Sleepvraag
Door evolutie
A
Past een populatie zich op lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu
C
Ontstaan er fossielen
Slide 4 - Quizvraag
Wat heb je niet nodig voor evolutie?
A
verandering van het milieu
B
natuurlijke selectie
C
al deze antwoorden heb zijn nodig voor evolutie
D
genetische variatie
Slide 5 - Quizvraag
In welk tijdperk leefde de laatste gemeenschappelijke voorouder van slangen en hagedissen?
Slide 6 - Open vraag
Deze stamboom is deels gemaakt met behulp van DNA-sequenties van de verschillende gewervelde groepen. Hoe kunnen DNA-sequenties worden gebruikt om een stamboom te maken? Leg je antwoord uit.
Slide 7 - Open vraag
Waar of niet? Rcombinant-DNA-techniek is een voorbeeld van biotechnologie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Welke DNA-technieken worden toegepast in de volgende situaties?
bacteriën geschikt maken om insuline te produceren
DNA van landbouwgewassen aanpassen als bescherming tegen ziekten
onderzoeken welke invloed medicijnen hebben op het DNA
ouderschapstest
DNA-test
Genetische modificatie
genomics
crispr-cas
Slide 9 - Sleepvraag
Niet alle organismen fossiliseren even snel. Van welk van de onderstaande dieren zijn waarschijnlij de minste fossielen ontstaan?
A
Slang
B
Vis
C
Octopus
D
Kreeft
Slide 10 - Quizvraag
Wat klopt over genen en allelen?
A
een gen zit in het DNA
een allel op een chromosoom
B
een gen is een eigenschap
een allel is een variant van de eigenschap
C
allel en gen zijn synoniemen van elkaar
D
een allel is een eigenschap
een gen is een variant van de eigenschap
Slide 11 - Quizvraag
Bij katten komen de vachtkleuren zwart en rood voor. Zwart is een sterker allel dan rood. Wat geldt voor het genotype van een zwarte kat?
A
Altijd homozygoot
B
Altijd heterozygoot
C
Homozygoot of heterozygoot
Slide 12 - Quizvraag
Bij katten komen de vachtkleuren zwart en rood voor. Zwart is een sterker allel dan rood. Wat geldt voor het genotype van een rode kat?
A
Altijd homozygoot
B
Altijd heterozygoot
C
Homozygoot of heterozygoot
Slide 13 - Quizvraag
Bedenk een argument van een boer voor genetische modificatie van planten
Slide 14 - Open vraag
Bedenk een argument van wetenschapper vóór genetische modificatie van mensen
Slide 15 - Open vraag
Wat is een fossiel?
A
De afdruk van de poot
B
Het skelet
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 16 - Quizvraag
Wanneer spreek je van verwantschap?
A
Als dieren in hetzelfde leefgebied wonen.
B
Als er overeenkomst is in het DNA
C
Als er overeenkomst is in het dieet (wat dieren eten)
D
Als er geen enkele overeenkomst is tussen dieren.
Slide 17 - Quizvraag
Welke soorten hebben de meeste verwantschap?
A
Het paard en de hond
B
De hond en de kat
C
Weet niet
D
De kat en het paard
Slide 18 - Quizvraag
Wat is niet juist over rudimentaire organen?
A
ze duiden op een gemeenschappelijke voorouder
B
ze hebben geen functie meer
C
ze komen niet of nauwelijks tot ontwikkeling
D
ze ontstaan door mutaties
Slide 19 - Quizvraag
Wat is geen rudimentair orgaan?
A
Het heupbeen bij een walvis
B
De blinde darm bij de mens
C
Het staartbotje bij een kat
D
Het staartbeen bij de mens
Slide 20 - Quizvraag
Welke groep vormt de nauwst nog levende verwanten van de vogels?
Slide 21 - Open vraag
Welk allel is recessief?
A
Allel voor steil haar
B
allel voor krullend haar
Slide 22 - Quizvraag
Welk allel is dominant?
A
Witte vacht
B
Zwarte vacht
C
Dat kan je niet weten
D
Vachtkleur
Slide 23 - Quizvraag
Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa
Slide 24 - Quizvraag
Gen voor krullend haar (dominant) = A Gen voor steil haar (recessief) = a Persoon is heterozygoot en heeft krullend haar Wat is het genotype van deze persoon?
Slide 25 - Open vraag
Vader (bruine ogen) is homozygoot dominant (BB), moeder (blauwe ogen) is homozygoot recessief. Hoeveel procent kans is er dat hun eerste kind bruine ogen heeft? Leg je antwoord uit.
Slide 26 - Open vraag
Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor steil haar recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor steil haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar. Wat is het genotype van de vader?
Slide 27 - Open vraag
Sleep de begrippen naar de juiste omschrijving
Verzamelnaam voor technieken waarbij DNA wordt veranderd / verplaatst.
Technieken waarbij DNA van de ene soort overgebracht worden naar een andere soort.
De verzamelnaam van technieken waarbij men organismen gebruikt op producten voor de mens te maken