Titanic

timer
5:00
Maandag 26 juni 1e en 3e uur
Start: 10 minuten lezen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

timer
5:00
Maandag 26 juni 1e en 3e uur
Start: 10 minuten lezen

Slide 1 - Tekstslide

Begrijpend lezen
Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het lesdoel?
- Je kunt uitleggen hoe de leesmotor werkt
- Je kunt moeilijke woorden opzoeken in een tekst 
- Je kunt de betekenis van de moeilijke woorden met behulp van de moeilijke woordenwijzer opzoeken


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Wie kan mij uitleggen wanneer je de moeilijke woordenwijzer gebruikt en hoe dit werkt?

Slide 6 - Tekstslide

Stap 1: Moet je de betekenis van het woord weten om de tekst te begrijpen?
Nee? Lees dan verder.
Ja? Gebruik de moeilijke woordenwijzer.

Slide 7 - Tekstslide

Stap 2: Kijk of de uitleg van het woord ergens in de tekst staat.

Slide 8 - Tekstslide

Stap 3: Staat er geen uitleg en lijkt het woord op een woord dat je al kent? 
Ja? Kijk of je betekenis van het woord kunt raden.

Slide 9 - Tekstslide

Stap 4: Als je dan de betekenis van het moeilijke woord nog niet weet, dan gebruik je een woordenboek of je vraagt het aan iemand.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de eerste stap die je moet doen als je een moeilijk woord tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Kijken of het woord lijkt op een woord dat je wel kent
C
Naar de rest van de zin kijken of je daardoor achter de betekenis kunt komen.
D
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de tweede stap die je moet doen als je een moeilijk woord tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Kijken of het woord lijkt op een woord dat je wel kent
C
Naar de rest van de zin kijken of je daardoor achter de betekenis kunt komen.
D
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de derde stap die je moet doen als je een moeilijk woord tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Kijken of het woord lijkt op een woord dat je wel kent
C
Naar de rest van de zin kijken of je daardoor achter de betekenis kunt komen.
D
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de vierde stap die je moet doen als je een moeilijk woord tegenkomt?
A
Kijken of het woord lijkt op een woord dat je wel kent
B
Naar de rest van de zin kijken of je daardoor achter de betekenis kunt komen.
C
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
D
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kun je de betekenis van moeilijke woorden vinden?
A
Zoeken naar een synoniem, een tegenstelling of een omschrijving
B
Zoeken naar een voorbeeld in de tekst
C
Alle drie de antwoorden zijn juist
D
Letten op bekende woorddelen

Slide 16 - Quizvraag

Tekst over de Titanic.
Waarom over de Titanic?
Wat weet je al over de Titanic?


Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel mensen waren er aan boord van de Titanic?
A
700
B
1.500
C
2.200
D
3.050

Slide 18 - Quizvraag

Er waren genoeg reddingsboten aan boord om alle mensen te redden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel mensen hebben de ramp met de Titanic overleefd?
A
103
B
705
C
1.200
D
1.775

Slide 20 - Quizvraag

De Titanic werd aangedreven door
A
kolen
B
electriciteit
C
de wind
D
water

Slide 21 - Quizvraag

Hoe lang was de Titanic?
A
153 meter
B
269 meter
C
403 meter
D
445 meter

Slide 22 - Quizvraag

Wat zou vandaag de dag het duurste ticket voor de Titanic kosten?
A
€100
B
€1.000
C
€10.000
D
€100.000

Slide 23 - Quizvraag


Lees de tekst over de Titanic en onderstreep 5 moeilijke woorden. 
Dit doe je voor jezelf en in stilte. 
Probeer met behulp van de moeilijke woordenwijzer de betekenis van de woorden te achterhalen.


Slide 24 - Tekstslide

Overleg met degene die naast je zit welke moeilijke woorden je hebt opgeschreven en leg aan elkaar uit hoe je de betekenis ervan hebt gevonden.
Hadden jullie dezelfde woorden opgeschreven?
Daarna bespreek je met elkaar wat het belang is van deze tekst. 

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk voor morgen, 27 juni:
Maak 5 zinnen met de moeilijke woorden. Uit de zinnen moet ik kunnen opmaken dat je de betekenis van het woord begrijpt.

Slide 26 - Tekstslide

Titanic

Slide 27 - Tekstslide