Herhalingsles

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
- herhaling van de theorie

Morgen:
- oefenen met een tekst

Nu al oefenen?
- tekst van H. 5
- eindexamens (examenblad.nl)

Slide 2 - Tekstslide

Communicatiedoelen:

- informeren
- beschouwen
- overtuigen
- activeren
- amuseren

Slide 3 - Tekstslide

Nederland behaalde op de Olympische Winterspelen 2018 twintig medailles.
A
informeren
B
beschouwen
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 4 - Quizvraag

Oliebollen zijn heerlijk, maar ook slecht voor je gezondheid.
A
informeren
B
beschouwen
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 5 - Quizvraag

Er was eens een prinses...
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 6 - Quizvraag

Toy Story is mijn favoriete film.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Word nu lid en ontvang een gratis badhanddoek.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 8 - Quizvraag

De kern van een boodschap

Onderwerp: één woord of een woordgroep
- deelonderwerpen

Hoofdgedachte: één zin

Slide 9 - Tekstslide

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea

Eerste zin, tweede zin of laatste zin van de alinea.

Slide 10 - Tekstslide

Tekstsoorten:

- verhalend
- feitelijk
- waarderend

Slide 11 - Tekstslide

Alinea-indeling:
- inhoud
kernzinnen
- lengte

Slide 12 - Tekstslide


Signaalwoorden: geven verbanden aan tussen  alinea's, zinnen en delen van zinnen. Zie schema blz. 65. 




Slide 13 - Tekstslide

Ik wil wel komen, maar ik heb geen tijd.
A
conclusie
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
omschrijving

Slide 14 - Quizvraag

Als je goed oplet, haal je betere cijfers.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 15 - Quizvraag

Om de finale te bereiken, moeten we nog twee wedstrijden winnen.
A
voorbeeld
B
verduidelijking
C
doel, middel
D
toegeving

Slide 16 - Quizvraag

- functiewoorden: geven de functie aan 
aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing, verklaring

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf drie goede toetsvragen op. 

Diegene naast je moet de vragen beantwoorden.

Jullie kijken samen de antwoorden na. 
Overleg alleen fluisterend

Slide 18 - Tekstslide