Maandag 6 februari 2023

Maandag 6 februari 2023
08.30 - 09.20 uur 
Herhalen woorden thema 12 Vriendschap
12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.20 - 10.10 uur 
Toets woorden thema vriendschap

12.40 - 13.30 uur 
Disk - zelfstandig werken thema 5
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30-14.20uur
Poster beroep afmaken en ophangen

10.30  - 11.20  uur  
Lezen
 Start thema 5 'Houden van en verliefd zijn'.
11.20 - 12.10 uur
Woordenschat thema 5
Houden van en verliefd zijn

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Maandag 6 februari 2023
08.30 - 09.20 uur 
Herhalen woorden thema 12 Vriendschap
12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.20 - 10.10 uur 
Toets woorden thema vriendschap

12.40 - 13.30 uur 
Disk - zelfstandig werken thema 5
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30-14.20uur
Poster beroep afmaken en ophangen

10.30  - 11.20  uur  
Lezen
 Start thema 5 'Houden van en verliefd zijn'.
11.20 - 12.10 uur
Woordenschat thema 5
Houden van en verliefd zijn

Slide 1 - Tekstslide

woordenschat herhalen
thema: vriendschap

Weet je het nog?
Gebruik je aantekeningen!
aanpassen                     beoordelen
de kritiek                        ontmoeten
het begrip                       het gips
babbelen                        het verslag
de hekel                          het geboorteland
iemand                            het zakgeld
toevallig                           daarvan
breken                             bepaald
raken                               ontzettend
het zakgeld

Slide 2 - Tekstslide

In welke zin lees je:
het begrip

A
Ik weet niet waarom je te laat bent.
B
Ik weet waarom je te laat bent. Het is wel een probleem.
C
Ik snap waarom je te laat bent, het is geen probleem.
D
Ik begrijp niet waarom je te laat bent.

Slide 3 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat het betekent:
babbelen

Slide 4 - Open vraag

In welk antwoord lees je de betekenis van
de hekel
A
Ik wil niet meer vroeg opstaan want de docent komt altijd te laat.
B
Ik wil niet meer vroeg opstaan want de bus gaat toch niet.
C
Ik wil niet meer vroeg opstaan want mijn moeder zegt dat dit niet hoeft.
D
Ik wil niet meer vroeg opstaan, want dat vind ik zo vervelend!

Slide 5 - Quizvraag

Waar lees je de betekenis van het woord
iemand
A
geen enkel persoon
B
Het is niet duidelijk wie er wordt bedoeld.
C
Je weet niet precies wie er wordt bedoeld.
D
Kan elk persoon zijn.

Slide 6 - Quizvraag

Waar lees je de betekenis van
toevallig
A
zomaar
B
per ongeluk
C
zonder bedoeling
D
onverwachts

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord hoort bij deze zin:
Het kopje viel van tafel, het was helaas kapot.
A
repareren
B
maken
C
breken
D
omhoog gaan

Slide 8 - Quizvraag

Daarvan betekent .................
A
alles wat genoemd is
B
een deel van wat genoemd is

Slide 9 - Quizvraag

1. Het woord
bepaald
komt in een zin wanneer ...........
A
je vergeten bent om wie of om wat het gaat.
B
het duidelijk is om wie of om wat het gaat.

Slide 10 - Quizvraag

2. Het woord
bepaald
komt in een zin wanneer ...........
A
iets niet zeker is.
B
iets zeker is.

Slide 11 - Quizvraag

De moeder keek verliefd naar haar baby. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen, zo lief!

Welk woord hoort hierbij?
A
gehuild
B
gevlogen
C
geboren
D
geraakt

Slide 12 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
ontzettend

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent :
beoordelen
A
Niet zeggen wat je van iets vindt.
B
Ergens naar kijken en doorlopen.
C
Zeggen wat je van iets vindt.
D
Samen een opdracht maken.

Slide 14 - Quizvraag

Waar wordt het woord:
ontmoeten
goed gebruikt?
A
Ik ben alleen naar het centrum gegaan en heb geen bekende mensen gezien.
B
Ik ben naar het centrum gegaan en heb alleen leuke kleding gekocht.
C
Ik ben naar het centrum gegaan en heb ik een kopje koffie gedronken.
D
Ik ben alleen naar het centrum gegaan en daar kwam ik mijn vrienden tegen.

Slide 15 - Quizvraag

Waar zie je de foto van:
het gips
A
B
C
D

Slide 16 - Quizvraag

Maak een zin met de volgende woorden:

het verslag - maken - zwemles

Slide 17 - Open vraag

Amerika is zijn ....................... , maar hij woont al heel lang in Engeland.

Slide 18 - Open vraag

Ik hoop dat ik wat meer ............... krijg dan kan ik iets voor mezelf kopen.
A
medicijnen
B
lesgeld
C
appels
D
zakgeld

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent :
aanpassen
A
kleding kopen die de goede maat heeft
B
iets doen wat je zelf ook wilt en wat anderen ook willen.
C
iets doen wat jij wilt, maar je vrienden doen iets anders.
D
iets doen wat je niet wilt, maar anderen zeggen dat je het moet doen.

Slide 20 - Quizvraag

Waar wordt het woord:
de kritiek
goed gebruikt?
A
Hij vindt het goed wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
B
Hij vindt het leuk wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
C
Hij vindt het niet leuk wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
D
Hij vindt het super cool wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.

Slide 21 - Quizvraag

Toets woordenschat
Vandaag maken we de toets van woordenschat.
  • Ga naar de website: lessonup.app
  • Je krijgt van je docent een inlognaam en wachtwoord.
  • Ben je klaar met de toets? Ga iets doen wat geen geluid maakt. We wachten tot iedereen klaar is. 
  • Als we de toets aan het maken zijn, mag je niet met elkaar praten! Heb je een vraag, dan komt de docent langs.

Slide 22 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Start thema 5

Slide 24 - Tekstslide

Woordenschat
Je leert vijf nieuwe woorden bij  
thema 5.
Houden van en verliefd zijn.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 25 - Tekstslide

de verliefdheid
  • het spannende, heftige gevoel tussen twee mensen
  • je denkt steeds aan de ander/ wilt graag bij die ander zijn
  • in het begin van de relatie: duurt niet voor altijd
  • kan van één kant komen
  • verliefd zijn: ik ben verliefd, ik was verliefd, ik ben verliefd geweest
  • zin: Helaas was de verliefdheid niet wederzijds.
  • zin: Zijn verliefdheid duurt niet zo lang. Hij is nogal snel verliefd.

Slide 26 - Tekstslide

de relatie
  • de verbintenis tussen twee/meer mensen 
  • dat wat je samen 'hebt'
  • een gevoel, een situatie: liefde, familie, financieel, werk
  • de liefdesrelatie, de werkrelatie, de gezinsrelatie
  • zin: De relatie tussen de man en vrouw werd steeds beter.
  • zin: Mevrouw Femke en mevrouw Marieke hebben een werkrelatie, maar ook een vriendschappelijk relatie.

Slide 27 - Tekstslide

de liefde
  • het gevoel dat je van iemand houdt: een sterk gevoel
  • een liefdesrelatie is tussen mensen; man-man, vrouw-vrouw, man-vrouw, familie, vrienden
  • kan heel lang duren
  • zin: Ik hou zoveel van mijn man dat ik voor altijd samen wil zijn. Dat is echte liefde!
  • zin: De liefde tussen ouder en kind is heel sterk, dat gaat niet voorbij. 

Slide 28 - Tekstslide

aantrekken 
(scheidbaar ww)

  • je trekt kleren aan: je sokken, een broek, een jas
  • het sterke gevoel tussen mensen
  • de aantrekkingskracht: je vindt iets heel  interessant/leuk/mooi van de ander 
  • zin: Het meisje trekt de aandacht aan met haar grapjes.
  • zin:  Ik trek elke dag andere kleding aan.

Slide 29 - Tekstslide

zoenen
  • elkaar met de mond/ met de lippen aanraken 
  • uiting van verliefdheid/ van liefde
  • bij een ontmoeting
  • In Nederland zoen je iemand (soms) 3 keer op de wang.
  • zin: Door corona zoen je veel minder!
  • zin: Als je verliefd bent, is zoenen een heel fijn gevoel!

Slide 30 - Tekstslide

Wat betekent :
aantrekken
A
aan je kleding trekken
B
je kleding uit doen.
C
je kleding verwisselen.
D
je kleding aan doen.

Slide 31 - Quizvraag

Waar wordt het woord:
de familierelatie
goed gebruikt?
A
Siem en Esrom hebben een familierelatie.
B
Mevrouw Femke en mevrouw Marieke hebben een familierelatie.
C
Mevrouw Yvonne en mevrouw Marieke hebben een familierelatie.
D
Mulugeta en Abraham hebben een familierelatie.

Slide 32 - Quizvraag

In welke soort films is de liefde belangrijk?
A
science fiction
B
komedie
C
actiefilm
D
romantische film

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor: zoenen
(mag ook in je eigen taal!)

Slide 34 - Woordweb

Als ik verliefd ben, dan geef ik dit cadeau aan die persoon!

Slide 35 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 36 - Tekstslide

... ............ tussen die twee mensen is goed. Ze zijn al heel veel jaar samen.

Slide 37 - Open vraag

Mijn moeder zegt wel tien keer dat mijn broertje zijn kleding .... moet ........

Slide 38 - Open vraag

Dat stel is echt verliefd. Ze ........ de hele tijd!

Slide 39 - Open vraag

Bij ............ voel je je blij en gelukkig. Ook wil je de hele tijd bij die persoon zijn.

Slide 40 - Open vraag

Mijn ..... voor muziek is groot. Ik hou er echt van!

Slide 41 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
de verliefdheid, de relatie, de liefde, aantrekken, zoenen


Slide 42 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 43 - Tekstslide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema 5. Houden van en verliefd zijn.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide