Via Vervolg 1F Deel B thema 5 H3 Lezen

Thema 5 Vakantie H3 Lezen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 5 Vakantie H3 Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wie weet nog waar de vorige les over ging?

Slide 2 - Open vraag

Leestekens en samenstelling
Komma: tussen twee persoonsvormen, opsomming en voor een voegwoord.
Dubbele punt: voor een opsomming en als het uitleg geeft bij iets wat je eerder in de zin hebt gezegd.
Samenstelling: -en- bij en (kippenfokkerij), -e- bij en/s (ziektebeelden), -er- bij eren (kinderprogramma), -e- bij woorden waar er maar 1 van is (zonneschijn) en -s- als je die hoort (meningsverschil).
Koppelteken: als de samenstelling twee klinkers moet verbinden die een andere klank vormen en bij afkortingen.

Slide 3 - Tekstslide

Na deze les weet ik
* wat signaalwoorden zijn
*hoe ik de betekenis van een moeilijk woord kan achterhalen
*wat intensief lezen is

Slide 4 - Tekstslide

tekstopbouw
Een tekst heeft een bepaalde opbouw nodig om begrijpelijk en leesbaar te zijn. De volgorde van zinnen en alinea's is daarbij heel belangrijk.
Alinea's, zinnen en delen van zinnen kunnen met signaalwoorden aan elkaar worden verbonden.

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoord
Een signaalwoord geeft de lezer een teken: 'Let op: deze alinea's, zinnen of delen van zinnen hebben met elkaar te maken. Er bestaat een verband tussen deze verschillende onderdelen van de tekst.'

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoord
Het signaalwoord helpt je om het verband in een alinea, zin of deel van een zin te herkennen. 

Slide 7 - Tekstslide

verband
Drie belangrijke tekstverbanden zijn:
- de opsomming
- de tegenstelling
- oorzaak/gevolg
Een tekstverband kun je herkennen aan zijn eigen signaalwoorden. 

Slide 8 - Tekstslide

tekstverband: opsomming
- Een tekstverband waarbij verschillende dingen na elkaar worden genoemd.

* signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ten laatste, verder, en, ook, tevens, eerst....dan, ten slotte, om te beginnen, daarnaast, niet alleen....maar ook, in ieder geval, zowel...als, vervolgens, bovendien.

Slide 9 - Tekstslide

Kijk naar opdracht 1 op blz 135
Onderstreep het signaalwoord in de zin dat een opsomming aangeeft.
Soms moet je meer dan één signaalwoord onderstrepen.
We nemen de zinnen samen door, ik noem de naam van wie het antwoord mag geven.

Slide 10 - Tekstslide

tekstverband: tegenstelling
- Een tekstverband waarbij iets wordt gezegd of beweerd, waarna het tegenovergestelde wordt gezegd of beweerd.

* signaalwoorden: alhoewel, hoewel, echter, aan de ene kant, aan de andere kant, in plaats van, maar, of, anders dan, in tegenstelling tot, weliswaar, daar staat tegenover dat, integendeel, toch, terwijl

Slide 11 - Tekstslide

Kijk naar opdracht 2 op blz 136
Onderstreep het signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft.
Soms moet je meer dan één signaalwoord onderstrepen.
We nemen de zinnen samen door, ik noem de naam van wie het antwoord mag geven.

Slide 12 - Tekstslide

tekstverband: oorzaak-gevolg
Een tekstverband dat aangeeft dat er iets is gebeurd (de oorzaak) wat ervoor zorgt dat er vervolgens iets anders gebeurt (het gevolg)

* signaalwoorden: daardoor, waardoor, door, dus, hierdoor, naar aanleiding van, vanwege, met als gevolg, wegens, op het idee gebracht door

Slide 13 - Tekstslide

Kijk naar opdracht 3 en 4 vanaf blz 137
Onderstreep het signaalwoord dat een oorzaak-vervolg aangeeft.
Soms moet je meer dan één signaalwoord onderstrepen.
We nemen de zinnen samen door, ik noem de naam van wie het antwoord mag geven.

Slide 14 - Tekstslide

moeilijke woorden
Soms kun je tijdens het lezen van een tekst een woord tegenkomen waarvan je de betekenis niet kent. Dit woord kan belangrijk zijn om de tekst te begrijpen of om het antwoord op een vraag te vinden. 

Slide 15 - Tekstslide

moeilijke woorden
In beide gevallen moet je achter de betekenis van dat woord zien te komen. Je kunt een stappenplan volgen om de betekenis van een woord te vinden.

Slide 16 - Tekstslide

stappenplan moeilijke woorden
Stap 1
 Lees de zin voor en na de zin met het moeilijke woord
- soms vind je een woord dat ongeveer hetzelfde betekent (synoniem woord)
- soms vind je een woord dat precies het tegenovergestelde betekent (tegenstelling)
- soms wordt precies uitgelegd wat het woord betekent (omschrijving)

Slide 17 - Tekstslide

stappenplan moeilijke woorden
Stap 2
 Kijk naar het moeilijke woord
- soms is het woord een samenstelling en weet je wat één van de delen betekent. De betekenis van dit deel kan een aanwijzing zijn voor de betekenis van het woord (woorddeel)

Slide 18 - Tekstslide

stappenplan moeilijke woorden
Stap 3
Kijk naar de afbeelding(en) die in de buurt van het moeilijke woord staan
- soms geeft de afbeelding een aanwijzing voor de betekenis van het woord (afbeelding)

Slide 19 - Tekstslide

stappenplan moeilijke woorden
Stap 4
 Zoek de betekenis van het moeilijke woord op
- vraag de betekenis aan iemand anders (vragen)
- gebruik een woordenboek (woordenboek)

Slide 20 - Tekstslide

Maak nu zelf opdracht 5
blz 141

Slide 21 - Tekstslide

intensief lezen
Intensief lezen betekent dat je de inhoud van een tekst goed wilt begrijpen. Je leest de tekst in zijn geheel en je vraagt je af wat de belangrijkste boodschap is van de schrijver.

Slide 22 - Tekstslide

Terugblik
* zijn de onderstaande doelstellingen behaald?
Ik weet nu..
-wat signaalwoorden zijn
-hoe ik de betekenis van een moeilijk woord kan achterhalen
-wat intensief lezen is
*Zijn er nog tips of tops?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide