les 12: invalles over leespubliek

Welkom
Vandaag een invalles: werk mee en doe je best!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 78 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Vandaag een invalles: werk mee en doe je best!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:

  • Je weet wat de term "leespubliek" betekent (herhaling)
  • Je weet welke tekst voor wie is bedoeld
  • Je weet waaraan je kunt zien voor wie een tekst is bedoeld (4 zaken)

Slide 2 - Tekstslide

Tekst en leespubliek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij/zij zijn doel niet. 

Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:

Slide 3 - Tekstslide

1. Het onderwerp
Een tekst over de nieuwste schoolagenda's is voor jongeren en een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen.

Slide 4 - Tekstslide

2. De bron
Een tekst in Fashionasta is vooral voor meisjes en een tekst op de website van Power Unlimited is meer voor jongens. Zo zijn er ook bladen en websites voor vrouwen (LINDA), mannen (AutoWeek), tuinliefhebbers (Groei & Bloei) en ga zo maar door. Dagbladen (kranten) zijn meestal gericht op een algemeen publiek.

Slide 5 - Tekstslide

3. Het taalgebruik
Een tekst in een jongerenkrant heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden.

In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals blancheren en julienne in recepten voor kookfanaten.

Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals 'epic' en 'lit'; ook word je als lezer dan meestal met 'jij ' en 'jou' aangesproken.

Slide 6 - Tekstslide

4. De lay-out
Advertenties, teksten voor jongeren en populaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Quest, Glossy) meestal grote koppen en veel kleuren en plaatjes.

Tijdschriften voor een kleiner publiek  hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijker opgemaakt.   

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Voetbal International' geschreven?
A
Mannen en vrouwen
B
Jongens en meisjes
C
Mannen en vrouwen die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die voetbal interessant vindt.

Slide 9 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor iedereen die voetbal interessant vindt, is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Plus' geschreven?
A
Mannen en vrouwen
B
Jongens en meisjes
C
Mannen en vrouwen boven de 50 jaar
D
Mannen en vrouwen onder de 50 jaar

Slide 12 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor mannen en vrouwen boven de 50 jaar is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alledrie

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Quest Junior' geschreven?
A
Bejaarden
B
Kinderen
C
Apenliefhebbers
D
Kleuters

Slide 15 - Quizvraag

Tekst 1: Wat is de bron van deze tekst?

Slide 16 - Tekstslide


Uit welk blad komt tekst 1 denk je?
Waarom denk je dat?
A
Cosmopolitan, voor liefhebbers van mode
B
7Days, voor jongeren van 12 tot 18 jaar
C
Reizen, voor echte reisliefhebbers
D
Noord Hollands dagblad, voor lezers van alle leeftijden

Slide 17 - Quizvraag

Ik weet en begrijp waar ik op moet letten om te bepalen voor wie de tekst bedoeld is
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag
  1. Maak de 3 opdrachten op je werkblad ( 25 min)
  2. Bespreken van de opdrachten
Klaar?
Zorg ervoor dat opdracht 4 van je gewone boekje (op blz 33 )af is, dit is huiswerk voor na de vakantie.

Fijne vakantie!

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?


  • Je weet wat de term "leespubliek" betekent (herhaling)
  • Je weet welke tekst voor wie is bedoeld
  • Je weet waaraan je kunt zien voor wie een tekst is bedoeld (4 zaken)

Slide 20 - Tekstslide